herhaling H2 Nederland verandert

2.1: Rotterdam, vernieuwing van het stadscentrum

Deelvragen:
- je kunt de twee perioden van stedelijke vernieuwing in Rotterdam beschrijven
- je kent de verschillende onderdelen van het 'model van de stad'
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.1: Rotterdam, vernieuwing van het stadscentrum

Deelvragen:
- je kunt de twee perioden van stedelijke vernieuwing in Rotterdam beschrijven
- je kent de verschillende onderdelen van het 'model van de stad'

Slide 1 - Tekstslide

Binnenstad Rotterdam:
  • In de binnenstad ontstonden de eerste havens (vormden samen Stadsdriehoek )
  • Na 1870 werd Rotterdam belangrijkste aan- en afvoerhaven voor industriegebieden (net als het Ruhrgebied)
  • Als gevolg hiervan kwamen veel mensen naar Rotterdam om te gaan werken, voor deze mensen moesten er ook woningen komen. Deze werden aangelegd en zijn de eerste echte arbeiderswoningen in Rotterdam.
  • Deze woningen werden gebouwd vanuit het economisch belang voor de haven (arbeiders hoeven niet meer op en neer voor hun werk.
  • Typische kenmerken: Slechte leefomstandigheden, kleine huizen, rijtjeshuizen met weinig voorzieningen
Oorzaak
Gevolg

Slide 2 - Tekstslide

Na WO2 ~ Stedelijke Vernieuwing
Stedelijke vernieuwing = vernieuwen van de stedelijke leefomgeving zodat de leefbaarheid verbeterd.

Dit kent 2 fases:
  1. Fase vlak na de oorlog(1945-1980) --> doel was voornamelijk snel heropbouwen en herinrichten binnenstad (daarmee ontstond er een sfeerloze centrale zakenwijk in de binnenstad gericht op werken en winkelen
  2. Fase na 1980 --> doel was aantrekkelijkheid voor wonen, werken en vrije tijd te verbeteren. Leefbaarheid vergroten!

Slide 3 - Tekstslide

Het re-urbanisatieproces ontstaat door stedelijke vernieuwing.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Om de leefbaarheid van een stad te verbeteren wilt men graag een mix van wonen, werken en vrije tijd in de stad krijgen.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Zet de begrippen in de juiste volgorde van oud naar nieuw.
A
re-urbanisatie - urbanisatie - suburbanisatie
B
urbanisatie - re-urbanisatie - suburbanisatie
C
suburbanisatie - urbanisatie - re-urbanisatie
D
urbanisatie - suburbanisatie - re-urbanisatie

Slide 6 - Quizvraag

Model van een stad
(Europees model)
  • Oudste deel = historische binnenstad (1e ring)
  • Stadscentrum (ook wel centrale zakenwijk, CBD) -->  hier vind je kantoren-, winkel en uitgaansgelegenheid. (2e ring)
  • Toen de industrie werden er veel 19e eeuwse woonwijken (arbeiderswijken - stadswijken voor WO2(voor 1940)) gebouwd aan de rand van het stadscentrum. (3e ring)
  • Aan de rand van de stad liggen de moderne/nieuwe woonwijken(in de V.S. kennen we die als suburbs). Buiten het stadscentrum is daar meer ruimte voor. (4e ring)

  1. Historische binnenstad
  2. Stadscentrum (centrale zakenwijk, CBD)
  3. 19e eeuwse woonwijken (arbeiderswijken)
  4. Moderne woonwijken(naoorlogse wijken)

Slide 7 - Tekstslide

Beroepssectoren
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector

Slide 8 - Tekstslide

2.2 leefbaarheid in Rotterdam
Welke oorzaken zijn er voor het achteruitgaan van de leefbaarheid in de Afrikaanderwijk?
Welke maatregelen kunnen er genomen worden om de leefbaarheid te verbeteren?

Slide 9 - Tekstslide

Leefbaarheid
Leefbaarheid  = mate waarin een wijk geschikt is om te wonen.  

Hoe meet je leefbaarheid?

Slide 10 - Tekstslide

Leefbaarheid
Mate waarin een wijk geschikt is om te leven.

  • meetbaar; bewonerskenmerken, woningkenmerken en omgevingskenmerken.
  • Mening van bewoners over onderhoud straten, parken en voorzieningen.

Slide 11 - Tekstslide

Afrikaanderwijk
  • Door het sluiten van de oudere kleine havens in Rotterdam verloren veel mensen hun baan. 
  • De mensen die genoeg geld hadden vertrokken uit de Afrikaanderwijk. 

Slide 12 - Tekstslide

Selectieve migratie
  • Mensen trekken weg uit de Afrikaanderwijk wanneer ze werk en een goed inkomen hadden. 
  • Ze gaan op zoek naar 'betere wijken', omdat ze duurdere huizen kunnen betalen. Het gevolg is dat daar weer arme mensen voor terugkomen waardoor de wijk steeds armer wordt.  Het gaat steeds slechter met de wijk

Slide 13 - Tekstslide

Leg uit hoe selectieve migratie kan leiden tot andere voorzieningen in een wijk.

Slide 14 - Open vraag

Vraag
Leg uit hoe selectieve migratie kan leiden tot andere voorzieningen in een wijk.

Selectieve migratie is migratie op basis van een kenmerk zoals bijvoorbeeld inkomen. Als alleen de rijke mensen vertrekken en de arme mensen achterblijven zullen de voorzieningen in de wijk (winkels, cafe's etc) zich op de armere mensen richten en bijvoorbeeld een ander assortiment aanbieden

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de belangrijkste reden geweest voor het ontstaan van de Afrikaanderwijk als achterstandswijk
A
Oude havens
B
Nieuwe havens
C
Automatisering
D
Selectieve migratie

Slide 16 - Quizvraag

Stedelijke Vernieuwing:
Speerpunt 1:
  1. Renoveren
  2. Saneren
Kortom sloop en nieuwbouw
Speerpunt 2:
Verbetering van de inrichting (herinrichting)
Speerpunt 3:
Verbetering van de voorzieningen
Kern van stedelijke vernieuwing:
  1. Vernieuwing woningen
  2. Verbetering leefomgeving
  3. Meer kansen op het gebied van wonen, werken, opleiding, zorg en welzijn

Slide 17 - Tekstslide

Welk begrip hoort hierbij?

Slide 18 - Tekstslide


A
Renovatie
B
restauratie
C
Sanering

Slide 19 - Quizvraag

Welk begrip past hierbij?
A
Gentrificatie
B
Sanering
C
Herinrichting
D
Renovatie

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Gentrificatie
Bijzondere vorm van stedelijke vernieuwing. Rol van de lokale overheid is heel gering. Vernieuwing komt vaak niet ten goede van huidige bewoners. Drie stappen:
  1. Rijke mensen kopen huizen en knappen deze op;
  2. Middenklasse trekt in de wijk waarmee de gemiddelde woningprijzen stijgen;
  3. Oorspronkelijke inwoners kunnen de stijgende prijzen niet betalen en worden verdrongen uit hun eigen woonwijk
Before & After 

Slide 22 - Tekstslide

2.3: Nederland bereikbaar
1.) Hoe de mobiliteit sinds 1960 is verandert in Nederland;
2.) Welke maatregelen files kunnen verminderen
3.) Hoe het gesteld is met het woon-werkverkeer van de Randstad versus andere gebieden in Nederland
4.) Wat voor functie het compacte stad-beleid heeft voor de bereikbaarheid in Nederland

Slide 23 - Tekstslide

Het verplaatsen van mensen en goederen met behulp van een vervoersmiddel -> Mobiliteit
Dit zorgt voor:
  1. Toename stedelijkheid
  2. Meer woon-werk verkeer (forenzen)
Factoren waardoor de mobiliteit is toegenomen:
  • Bevolkingsgroei (1960-2015)
  • Welvaartsgroei -> auto
  • Vrije tijdsverkeer
  • Verbetering infrastructuur -> afname relatieve afstanden

Slide 24 - Tekstslide

Wie is geen voorbeeld van een forens?
A
Studenten
B
Vrachtwagenchauffeur
C
Docenten
D
Politieagent

Slide 25 - Quizvraag

Hoe zit het in Rotterdam?

Slide 26 - Tekstslide

Stad
Dorp
1000 inwoners
Albert Heijn XL
Vrijstaande woningen
Hoogbouw
Attractiepark

Slide 27 - Sleepvraag

Nadeel toename mobiliteit?
Files!
= langzaamrijdend of stilstaand verkeer

Filedruk = lengte file X minuten
= ... kilometerminuten
Oplossingen?

Slide 28 - Tekstslide

Maatregelen tegen files
  • uitbreiding infrastructuur
  • slim gebruik van de weg 
  • compacte stad-beleid
  • treinverkeer -> Randstad
Nadelen aan de oplossingen

Slide 29 - Tekstslide

Leg uit hoe het compacte stadbeleid een oplossing kan zijn voor files rond grote steden.

Slide 30 - Open vraag

Vraag
Leg uit hoe het compacte stadbeleid een oplossing kan zijn voor de files rond grote steden.
Het compacte stadbeleid is erop gericht om woningen te bouwen in en tegen de stad aan. Hierdoor kunnen mensen dichter bij hun werk wonen (in de stad) of dichter bij goed openbaar vervoer waardoor ze minder met de auto de snelweg op gaan naar hun werk. Dit kan de filedruk rond grote steden verminderen

Slide 31 - Tekstslide

2.4: Krimp en leefbaarheid
  • Je kunt uitleggen waardoor de bevolking van Nederland langzaam groeit.
  • Je weet waardoor de demografische druk wordt versterkt.
  • Je weet waarom in sommige gebieden demografische krimp voorkomt.
  • Je kunt uitleggen hoe demografische krimp de leefbaarheid beinvloedt.
  • Je kunt voorbeelden geven van de manier waarop in krimpgebieden de leefbaarheid wordt verbeterd.

Slide 32 - Tekstslide

Waar liggen de krimpgebieden?

Waar vindt de groei plaats?

Wat maakt gebieden die groeien aantrekkelijk?
Krimpgebieden

Slide 33 - Tekstslide

Aantrekkingsfactoren =
pullfactoren

  • werkgelegenheid
  • opleidingsmogelijkheden
  • voorzieningen
Afstotingsfactoren =
pushfactoren

  • gebrek aan werkgelegenheid
  • gebrek aan opleidingsmogelijkheden
  • gebrek aan voorzieningen

Slide 34 - Tekstslide

Begrippen
Vergrijzing
Ontgroening
Demografische druk
Grijze druk
Groene druk
Beroepsbevolking

Slide 35 - Tekstslide

Welke begrippen horen bij de onderstaande stellingen: 

1= Afname van het aandeel jongeren (onder de 20 jaar) in de bevolking.
2= De verdeling van mensen over een land of gebied.
3= De samenstelling van de bevolking in verschillende leeftijdsgroepen.
4= Het gemiddelde aantal te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd.
5= Toename van het aandeel ouderen (65+) in de bevolking.
levensverwachting
vergrijzing
leeftijdsopbouw

bevolkingsspreiding 
Ontgroening 

Slide 36 - Sleepvraag

Drie gevolgen van demografische krimp:




1. ontgroening en vergrijzing
2. Inrichting -> leegstand
3. Afname voorzieningen


Conclusie: demografische krimp -> verslechtering leefbaarheid
Ontgroening - afname voorzieningen. Voorbeeld?
Basisscholen sluiten
Keuze sportverenigingen neemt af
Geen nieuwe speeltuinen

Slide 37 - Tekstslide

Demografische druk
Grijze druk (65+) tov werkenden
Groene druk (jongeren -20)

Beide zorgen voor een versterking van de demografische druk.

Hoe hoger de uitkomst, hoe groter de demografische druk = ongunstig

Slide 38 - Tekstslide

Demografische druk
Bereken de demografische druk met de volgende percentages:
20% jongeren
60% werkenden
20% ouderen


Demografisceh druk
20 + 20  x 100% = 66, 67 %
     60
Groene druk, grijze druk
.        20    x 100% = 33,33 %
         60

Slide 39 - Tekstslide

Krimp en leefbaarheid?
1. Afname aantal voorzieningen
Sluiten basisscholen
Sluiten winkels
Sluiten ... 
Waarom? 

2. Leegstand woningen

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

aantekening: kan deze winkel overleven?
  • verzorgingsgebied = gebied waar klanten vandaan komen (draagvlak)
  • reikwijdte = maximale afstand die klant wil afleggen
  • drempelwaarde = minimaal aantal klanten dat bedrijf nodig heeft
  • webwinkels hebben een groter verzorgingsgebied, een minimale reikwijdte en een lage of hoge drempelwaarde (is afhankelijk van soort)

Slide 42 - Tekstslide

Herinrichting Eemsdelta
  • slopen van oude (huur)woningen en nieuwbouw moderne grote woningen.
  • concentratie van voorzieningen (i.p.v verspreid kleinere winkelcentra)
  • Voorwaarde is goed OV

Slide 43 - Tekstslide

Memory + taboewoorden

Slide 44 - Tekstslide