Economie herhaling paragraaf 3.3& 3.4

Economie
Hoofdstuk 3 Het huishouden 


             Herhaling 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economie
Hoofdstuk 3 Het huishouden 


             Herhaling 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Terugblik vorige les 
  • Quizvragen
  • Belangrijke onderwerpen voor REP 
  • Belangrijke opdrachten bespreken
  • Vragenrondje 
  • Afsluiting van de les

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
Aan het einde van de les ....
  • Kunnen jullie de begrippen huurovereenkomst, hypotheekovereenkomst, huurtoeslag, makelaar en huurbeleid  en uitleggen
  • Kunnen jullie de verschillende benoemen  tussen kopen  en huren.            
  • Jullie weten hoe je de besteedbaar inkomen, enkelvoudige rente, samengestelde rente kunnen berekenen.  
  • Weten jullie waarom een verzekering nodig is; polis, polisvoorwaarden en eigen risico
  • Kunnen jullie verschillende verzekeringen benoemen: AVP, reisverzekering, bromfiets- en motorrijtuigenverzekering, woonverzekering, zorgverzekering
  • Jullie kunnen schade-uitkering berekenen opgave  29 (35), 28 (34),  18 (23), 21 (27), 

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 4 - Woordweb

Mag een huurder de huurovereenkomst opzeggen?
A
Ja zeker
B
Nee natuurlijk niet
C
Onder voorwaarde en in acht neming van het opzegtermijn

Slide 5 - Quizvraag

Als de verhuurder overlijdt mag de huurder dan blijven wonen in de huurwoning
A
Ja zeker
B
Nee de overeenkomst wordt bij dood beëindigd

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een hypotheek?
A
Een geldlening voor een huis
B
Een geldlening voor een onroerend goed
C
Een langlopende lening
D
Het recht van de bank om jouw onroerend goed te mogen verkopen.

Slide 7 - Quizvraag

Hypotheekrecht
hypotheeklening 
huis = onderpand 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Onderverzekerd
Niet onderverzekerd
Verzekerde waarde € 10.000, 
Werkelijke waarde € 15.000,
Schade € 12.000
Verzekerde waarde € 80.000,
Werkelijke waarde € 100.000,
Schade € 60.000
Verzekerde waarde € 8.000,
Werkelijke waarde € 6.000,
Schade € 4.000

Slide 10 - Sleepvraag

Een WA-verzekering gecombineerd met een verzekering tegen de schade aan het eigen voertuig
A
WA + cascoverzekering
B
WA-verzekering
C
cascoverzekering

Slide 11 - Quizvraag

Het schriftelijke bewijs van een verzekering.
A
polis
B
overdrachtsinkomen
C
financiering

Slide 12 - Quizvraag

Een verzekering voor het buitenkant van je huis noem je...
A
inboedelverzekering.
B
opstalverzekering.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het verplichte onderdeel van de zorgverzekering?
A
De basisverzekering en het verplichte eigen risico
B
De aanvullende verzekering en het verplichte eigen risico
C
De basisverzekering en het vrijwillige eigen risico
D
De aanvullende verzekering en het verplichte eigen risico

Slide 14 - Quizvraag

Hoe kunnen we de verzekeringskosten berekenen?


premie                         ----------------
poliskosten                 --------------- +
                                       ----------------
assurantiebelasting  ----------------+
verzekeringskosten   ----------------

Slide 15 - Tekstslide

Poliskosten = 
transactiekosten, de prijs die je bovenop de premie betaalt om een verzekering af te sluiten (eenmalig)

bv. opstellen en opsturen

Assurantiebelasting =
 belasting op verzekeringen. 
Het tarief is 21%. Wordt betaalt over premie en poliskosten

Slide 16 - Tekstslide

De premie bedraagt €130. De poliskosten zijn €10. En de assurantiebelasting is 21 %.
Wat zijn de verzekeringskosten?

Slide 17 - Open vraag

Rekenen met Enkelvoudige rente 
  • Je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
  • Je spaarbedrag blijft gelijk!
  • Stap 1: reken 1% uit (delen door 100) 
       Stap 2: bedrag 1% x rentepercentage = rentebedrag. 



Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met Samengestelde rente 
  • De rente wordt bijgeschreven op je rekening
  • Het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
  • Rekenvoorbeeld 2 
Spaarsaldo na n jaar = (1+p) ^n x eenmalige beginstorting
n= Het aantal jaar dat er rente is ontvangen
p= percentage uitgedrukt in getal ( dus 2% wordt 0,02) 

Slide 19 - Tekstslide

Belangrijke onderwerpen 


Huurwoning                                               Makelaar
Sociale huurwoning                               k.k. & v.o.n.  
Vrijesectorwoningen                             Koopcontract en transportakte 
Kraken                                                           Hypotheekrecht en akte 
Huurbeleid                                                  Polis, polisvoorwaarden en eigenrisico
Dwingende rechtsregels                      Soorten verzekeringen
Aanvullende rechtsregels                    Onderverzekering 
Huurtoeslag                                                

Slide 20 - Tekstslide

Belangrijke rekenopdrachten 


Havo 

29 
28
18
21
Vwo 

35
34
23
27

  • Antwoorden staan in  magister 
  • De rekenopdrachten zijn belangrijk
  • Vergeet de onderstaande         formules niet:                                       nieuw - oud /oud x100                     deel/geheel x100                               besteedbaar inkomen                     inkomsten - uitgaven= +/-begroting   samengesteld intrest                             enkelvoudige intrest  
  • Schade uitkering en de opdrachten !

Slide 21 - Tekstslide

Meer uitleg over de rekenopdrachten? 


Schrijf je dan in bij  mijn tunk uren ! 

Slide 22 - Tekstslide

Hoe verliep de les? Tips/ Tops

Slide 23 - Woordweb