CZ - klas 2 - Formuleren

Variatie in woordgebruik
Schrijven en formuleren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Variatie in woordgebruik
Schrijven en formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud college

Lesdoelen:

- Je leert hoe je je taalgebruik aantrekkelijker kan maken. 
- Je leert hoe je variatie in je zinsgebruik toepast



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzaken en bijzaken
Hoofdzaken: de belangrijkste informatie uit de tekst.
Deze vind je op de voorkeursplaatsen: inleiding en slot
De hoofdzaak van de alinea staat vaak in de kernzin. Dit is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea. 

Bijzaken: de minder belangrijke informatie uit de tekst. Dit zijn toelichtingen, voorbeelden of een uitleg. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting maken
Om informatie uit een tekst te onthouden kun je een samenvatting maken. Hiervoor gebruik je enkel hoofdzaken. 

Lees de tekst goed door.
1. Onderstreep de hoofdzaken. Let op de voorkeursplaatsen: de inleiding, het slot en de kernzinnen. Kijk ook goed naar opvallend gedrukte woorden.
2. Neem de kernzinnen en andere hoofdzaken over. Maak er een samenhangende tekst van. Gebruik signaalwoorden om verbanden aan te geven.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernzin?
Flirten vanuit de ja-stand
Als het op flirten aankomt, zijn de Nederlanders het meest bescheiden volk in Europa. Zomaar oogcontact maken, op straat of in de trein – ze durven het niet. Als je gewoon met de trein van A naar B wilt, zit je toch niet te wachten op een knipoog van een medepassagier? Laat staan dat je reageert op een vraag of opmerking. Liever duik je in je mobiel of ga je uitgebreid het voorbijrazende landschap bestuderen, ook al heb je dat al duizend keer gezien.
Naar: Wilfred Simons, Noordhollands Dagblad, 13 februari 2014

Slide 5 - Tekstslide

De kernzin is de eerste zin: Als het … in Europa.


Kernzin?
Praten met je handen
‘Een Nederlandse zin als “Ik heb geen zin in koffie” is in gebarentaal het gebaar voor “zin” en dat voor “koffie”.
Ondertussen schud je nee en moet uit je mimiek duidelijk blijken dat je er géén zin in hebt. Als iemand boos is, moet ik ook op een boze manier een vertaling geven. Mimiek is dus een belangrijk onderdeel van mijn werk’, aldus tolk Nederlandse Gebarentaal Daan Heimans.
Naar: Laura Schouten, www.sevendays.nl, op 8 juli 2016

Slide 6 - Tekstslide

De kernzin is de laatste zin: 'Mimiek is … Daan Heimans.
Beeldspraak - vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: het object (o) en het beeld (b). 

Een paar voorbeelden:
– De winnaar van de talentenjacht (o) was zo trots als een pauw (b).
Zijn hoofd (o) lijkt wel een varkenskop (b); er zit zowat geen haar meer op.
– Wat een boom (b) van een kerel (o)! 
Het leven (o) is net een krentenbol (b), met af en toe een hard stukje.

Slide 7 - Tekstslide

De kernzin is de laatste zin: 'Mimiek is … Daan Heimans.
Beeldspraak - vergelijking
Het object is iets uit de werkelijkheid. Het beeld is iets waar het object op lijkt.

Een vergelijking is een vorm van beeldspraak. Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.
Met een vergelijking kun je iets extra duidelijk of krachtig uitdrukken. Ook kun je een tekst er aantrekkelijker mee maken.

Slide 8 - Tekstslide

De kernzin is de laatste zin: 'Mimiek is … Daan Heimans.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordgebruik zakelijke e-mail
Zo schrijf je de inhoud van een zakelijke e-mail

• Maak duidelijk wie je bent.
• Schrijf kort waarover de e-mail gaat.
• Stel je vraag.
• Laat eventueel weten wat je van de ander verwacht.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordgebruik bij schrijven
Om een goede tekst te schrijven is een juiste woordkeuze belangrijk. 

Tips voor de juiste woordkeuze:
1. Wees concreet en kom 'to the point'. 
2. Maak een afwisseling in korte en lange zinnen. 
3. Pas je taalgebruik aan op de lezer. Wie leest jouw stuk? 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variatie in woordgebruik
Een tekst wordt snel saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt. Het is beter om wat variatie aan te brengen.

Zo voorkom je dat je woorden herhaalt
• Gebruik synoniemen. Een synoniem is: een ander woord voor...
• Gebruik verwijswoorden, zoals hij, haar, zijn, deze, die enz.

Slide 13 - Tekstslide

De kernzin is de laatste zin: 'Mimiek is … Daan Heimans.
Variatie in zinsgebruik
Een tekst wordt saai als je vaak dezelfde woorden gebruikt. Daarom moet je variëren in woordkeuze.

De meeste zinnen zijn als volgt opgebouwd:
onderwerp (O) - persoonsvorm (P) - ander zinsdeel (A) 

Maar als alle zinnen beginnen met het onderwerp, wordt dat vervelend voor de lezer of luisteraar.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variatie in zinsgebruik
Kijk naar de opbouw van de volgende zinnen:

Dit boek leende Marco gisteren uit aan Yvonne.           A - P - O

Marco leende gisteren dit boek uit aan Yvonne.           O - P - A

Leende Marco dit boek gisteren uit aan Yvonne?         P - O - A

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het onderwerp
Je kunt het onderwerp vinden door de vraag:
Wie of wat + de persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

De kinderen hebben een kaars aangestoken.
Wie hebben?
Antwoord: De kinderen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
1.  Zet de zin in een andere tijd. 
2.  Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

Jesse wilde naar de bioscoop met zijn vrienden.
Jesse wil naar de bioscoop met zijn vrienden.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variatie in zinsgebruik
Tips

  • Je kunt bijvoorbeeld een plaats- of tijdbepaling vooraan zetten. 
  • Of beginnen met de bijzin in plaats van de hoofdzin. 
  • !! Bedenk wel dat wat je verder naar voren zet, ook meer nadruk krijgt!

Let ook op leestekens en verwijswoorden; die moet je soms wat aanpassen als je de woordvolgorde verandert!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld uit de praktijk

Slide 19 - Tekstslide

Je zou de woorden kunnen vervangen door synoniemen, of gebruik kunnen maken van verwijswoorden.
Terugblik college

Lesdoelen:
- Je leert hoe je je taalgebruik aantrekkelijker kan maken. 
- Je leert hoe je variatie in je zinsgebruik toepast

Heb je de leerdoelen behaald?


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies