Schrijven uiteenzetting V3

Welkom!
Ga lekker zitten
Je jas kan lekker uit en je tas op de grond
telefoon weg en je schrift/pen op tafel
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Ga lekker zitten
Je jas kan lekker uit en je tas op de grond
telefoon weg en je schrift/pen op tafel

Slide 1 - Tekstslide

De dag van.....
Vandaag... 12 april is de dag 

         van de STILTE! 

Slide 2 - Tekstslide

De dag van.....
Het gaat hier om het zwijgen van de slachtoffers van pesten.

Doel: het wereldwijd veiliger maken van scholen, door voorlichting te geven over pesten (

Slide 3 - Tekstslide

Uiteenzetting schrijven


3havo/vwo

Slide 4 - Tekstslide


Het schrijven van een uiteenzetting

Leerdoelen


  • Ik weet wat een uiteenzetting is
  • Ik kan een bouwplan opstellen
  • Ik kan een uiteenzetting schrijven



Slide 5 - Tekstslide


Wat denk je dat de toegevoegde waarde van
goed leren schrijven is?
A
Als je je schriftelijk goed kan verwoorden, geeft dat zelfvertrouwen.
B
Als je goed kan schrijven, word je later (terecht of onterecht) zakelijk serieuzer genomen.
C
Als je oefent met schrijven, wordt je concentratie beter en ontwikkel je discipline.
D
A + B + C

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video


Welk doel heeft de schrijver dus bij het schrijven van een uiteenzetting?
Uitleg
Het schrijversdoel van een uiteenzetting is het informeren van de lezer. De schrijver probeert dat doel te bereiken door zoveel mogelijk feiten en/of objectieve informatie met de lezer te delen.
A
Hij wil de lezer informeren.
B
Hij wil de lezer overtuigen.
C
Hij wil de lezen activeren.
D
Hij wil de lezer amuseren.

Slide 8 - Quizvraag



In een uiteenzetting kom je geen mening tegen.
Uitleg
De stelling klopt niet helemaal. In een uiteenzetting mag wel de mening van derden worden gegeven, maar de schrijver verwoordt nooit zijn eigen mening. Als hij de mening van derden in de uiteenzetting noemt, doet hij dat verder zo neutraal mogelijk.
A
Deze stelling klopt.
B
Deze stelling klopt niet.
C
Deze stelling klopt niet helemaal.
D
Dat weet ik niet.

Slide 9 - Quizvraag


Stappenplan
  • Eerst oriënteer je je op mogelijke onderwerpen.  CHECK!

  • Vervolgens ga je een kort vooronderzoek doen naar het onderwerp, bewaar je bronnen.

  • Daarna volgt een diepgaander onderzoek.

  • Op basis van dit onderzoek maak je een bouwplan.

  • Tijdens het SO schrijf je je uiteenzetting.





Slide 10 - Tekstslide


Onderzoeksfase

Je hebt je definitieve keuze gemaakt. Dat betekent dat je een onderwerp hebt uitgekozen waar je geïnteresseerd in bent of waar je al het nodige van afweet. Over dit onderwerp is ook genoeg, betrouwbare en actuele informatie te vinden. Nu ga je je onderwerp echt onder de loep nemen.


De onderzoeksfase staat in het teken van het verzamelen van bruikbare informatie uit ten minste drie verschillende bronnen. Die informatie bewaar je bij elkaar in een map. Hierin sla je alle documenten op die je straks moet raadplegen om je tekst te kunnen schrijven. Deze informatie vormt later ook de basis voor je bronnenlijst. 

timer
1:40:00

Slide 11 - Tekstslide


Structureringsfase

In de structureringsfase ga je de informatie die je hebt verzameld, ordenen. Dat gebeurt eigenlijk vanzelf als je deze verwerkt in een bouwplan. Het bouwplan vormt de basis voor je uiteindelijke schrijfopdracht.


Een bouwplan bevat vaste onderdelen. Zo beschrijf je in je bouwplan bijvoorbeeld voor welke doelgroep en met welk doel je je tekst gaat schrijven en vanuit welke structuur je tekst is opgebouwd. Je maakt in je bouwplan ook alvast een indeling voor je tekst. Welke informatie wil je terug laten komen in de inleiding? In het middenstuk? En het slot? Die informatie schrijf je alvast op in trefwoorden. Hoe je dat precies aanpakt, zie je in het navolgende filmpje. 

timer
50:00

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video


Wat is het doel van een pakkende titel
van een tekst?
A
Het trekken van de aandacht van de lezer.
B
Het informeren van de lezer over de inhoud van de tekst.
C
Het stimuleren van de lezer om de tekst te gaan lezen.
D
A + B + C

Slide 14 - Quizvraag


Wat is geen functie van signaalwoorden
in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 15 - Quizvraag


Welke vaste tekststructuur is niet geschikt
voor een uiteenzetting?
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag/antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 16 - Quizvraag


Stap 7 t/m 10: De verwerkingsfase

In de verwerkingsfase ga je de informatie die je hebt geordend, verwerken tot een eindproduct. Eerst ga je aan de slag met de inhoud van je tekst. In een later stadium kijk je kritisch naar je taalgebruik. 

Bij het schrijven van je inhoudelijke boodschap laat je je leiden door je bouwplan. Hoe je dat precies aanpakt, verschilt per persoon. Veel schrijvers starten met de inleiding, schrijven vervolgens het middenstuk en eindigen met het slot. Sommige schrijvers geven er juist de voorkeur aan om eerst de kerntekst te schrijven en bedenken daar uiteindelijk een inleiding en een slot bij. Jij zal moeten uitvinden wat voor jou het plezierigst werkt. Verder is goed leren schrijven een kwestie van schrijven, kritisch beoordelen, herschrijven, kritisch beoordelen, etc. 

timer
1:15

Slide 17 - Tekstslide


Voorbereiding op de toets

  • Zorg dat je map compleet is met je bronnen en je bouwplan
  • Denk op basis van je bouwplan alvast goed na over je uiteindelijke tekst.
  • Lever je map tegelijkertijd in met je SO
  • De uiteenzetting is minimaal 400 woorden, je schrijft deze met een pen.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Tijd om je verslag af te ronden en indien nodig hulp te vragen.

Klaar met je verslag? Oefen vast met je uiteenzetting
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide