Oplosbaarheid 2.0

Welkom bij scheikunde
Pak een boek, pen, schrift en rekenmachine

Log in bij de lessonup:
Code onderin de hoek


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij scheikunde
Pak een boek, pen, schrift en rekenmachine

Log in bij de lessonup:
Code onderin de hoek


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na de les kan je...
  • uitleggen wat de oplosbaarheid van een stof is en de invloed van temperatuur is op de oplosbaarheid van een stof.
  • berekeningen maken met de oplosbaarheid van oplossingen.
  • berekeningen maken met het gehalte van een opgeloste stof.
  • berekeningen maken met het massa% en volume% van mengsels.

Slide 2 - Tekstslide

Rekenen aan oplosbaarheid
De oplosbaarheid van ammoniumchloride in water is 332 g/L  bij 10oC. Hoeveel gram ammoniumchloride wordt maximaal in 5 mL water opgelost?


Slide 3 - Tekstslide

De TOA wil een verzadigde ammoniumchloride oplossing maken bij 20oC. De oplosbaarheid van ammoniumchloride is 372 g/L. In het potje zit 12,3 g ammoniumchloride. Hoeveel mL water moet worden toegevoegd?

Slide 4 - Open vraag

oplosbaarheid en temperatuur
Hoe hoger de temperatuur,  hoe meer vaste stof kan oplossen. (vb. suiker en zout)

Met gassen is het precies andersom. 
Hoe hoger de temperatuur, hoe minder gas
kan oplossen. (vb. zuurstof en ammoniak)

Slide 5 - Tekstslide

De volgende grafiek is van
een...
A
de oplosbaarheid van een vaste stof
B
de oplosbaarheid van een gas

Slide 6 - Quizvraag

Moeilijke vraag
In de ochtend wordt één liter verzadigde oplossing van ammoniak gemaakt op 10oC. Als het later op 
de dag 20oC is. Ruikt de ruimte naar ammoniak.
Bereken hoeveel gram ammoniak verdwenen is 
uit de oplossing.

Slide 7 - Tekstslide

Gehaltes berekenen
Een gehalte gaat ook over hoeveel vaste stof is opgelost in een oplosmiddel. Dit gaat dus niet over wat er per se maximaal in opgelost zit.

Bij 20oC kan van suiker 830 g/L oplossen in water. (Oplosbaarheid)
In een cola fles zit 110 g suiker per liter. (Gehalte)


Slide 8 - Tekstslide

Er zit 25 g zout opgelost in 0,75 L water. Bereken het zout gehalte in g/L.

Slide 9 - Open vraag

Massapercentage
Het percentage geef je aan met massa%.

Slide 10 - Tekstslide

Een bronzen beeld bestaat voor 50 g uit koper en 75 g uit tin. Wat is het massapercentage tin van dit bronzen beeld?

Slide 11 - Open vraag

Volume percentage
Het percentage geef je aan met volume%.

Slide 12 - Tekstslide

Bier heeft 5,8 volume% alcohol in zich zitten. Bereken hoeveel mL alcohol in een flesje bier van 30 cL zit?

Slide 13 - Open vraag

Maken H5.4 C&M en E&M: 33, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42 & 43
Maken H5.4 N&G en N&T: 34, 35, 36, 37, 38, 40, 41, 43, 44 & 45
  • Hoe? Zelfstandig, beginnen in complete stilte.
  • Hulp? Lezen lesboek H5.4. (Niet bij online op ELO in studiewijzer)
  • Tijd? 5 min voor de les afloopt
  • Resultaat? Welke vraag volgende les besproken moet worden.
  • Klaar? Leren H5 door mindmap te maken of telkens blauwe begrippen uit H5 te koppelen in een scheikundige zin.

Slide 14 - Tekstslide