Les 13 Netwerken

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Netwerken: doel van de les
* Je weet wat een netwerk/netwerken is;
* Je weet hoe jouw netwerk eruitziet;
* Je hebt een idee hoe je jouw netwerk kunt gebruiken bij het      zoeken naar een stage of baan.
* Einde van deze les heb je eigen netwerk in beeld!

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij het woord 'netwerken'?

Slide 3 - Woordweb

Netwerken
netwerken - werkwoord uitspraak: net-werk-ken
1. contacten leggen waar je je voordeel mee kunt doen 
2. door goed te netwerken bereik je veel:
 net-werk-ken ik netwerk 

Slide 4 - Tekstslide

Stelling: Het is belangrijker wie je kent dan wie je bent...
EENS
ONEENS

Slide 5 - Poll

Ongeveer de helft van alle vacatures wordt via via vervuld
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 6 - Quizvraag

NIET WAAR
Maar liefst 3/4 is via via!

Slide 7 - Tekstslide

Iedereen heeft een netwerk
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 8 - Quizvraag

WAAR
Tel alle namen maar eens uit je agenda, emailadressen, ledenlijsten, clubs, verenigingen, familie, vrienden enz enz

Slide 9 - Tekstslide

Als je via je netwerk een baan wilt vinden, lukt dat het beste via mensen die je vaak ontmoet
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quizvraag

NIET WAAR
3/4 van de mensen die via netwerken een baan vinden, vindt die baan via mensen die ze zo nu en dan of nooit ontmoeten. Mensen die je vaak ziet, zoals je vrienden leven vaak in dezelfde wereld als jij en weten ongeveer hetzelfde als jij. Bekenden die verder van je af staan, laten je kennismaken met nieuwe werelden.

Slide 11 - Tekstslide

Het doel van netwerken is om elkaar te helpen.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 12 - Quizvraag

WAAR
Jij vraagt of anderen iets voor jou kunnen beteken. Maar het is de bedoeling dat jij ook kijkt of je de ander kunt helpen. Netwerken is tweerichtingsverkeer...

Slide 13 - Tekstslide

Netwerken kan je niet leren.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 14 - Quizvraag

NIET WAAR
De een kan het makkelijker dan de ander, maar iedereen kan leren om te netwerken. Netwerken gaat over het opbouwen van relaties. We netwerken vaak al zonder dat we het doorhebben, bijvoorbeeld op school, op de vereniging, op je bijbaan of je stage

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Mindset
Volgens Tom van ‘Ask a Guy’ gaat het vooral om je mindset bij het netwerken. Als je je eigen positieve vibe creëert, komen er vanzelf bepaalde dingen op je pad. Als je gericht bent op hoe jij anderen kunt helpen, dan is de kans groot dat anderen jou ook gaan helpen.
* Het is anders dan bij een elevatorpitch: langer, interactiever en gaat meer over beide partijen. 
* Zorg dat je dus eerst de ander laat shinen, dan komt er vanzelf ruimte voor jou...
* Voorbeelden: bij kroegbaas, of bij baantje bij de Jumbo.

Slide 17 - Tekstslide

Social media is ook netwerk
eerst even een (oud) filmpje...

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

Netwerktips
Bereid je voor. ...
Grijp niet naar je smartphone. ...
Houd je visitekaartjes altijd bij de hand. ...
Leer te luisteren. ...
Heb aandacht voor iedereen. ...
Stel vragen die getuigen van inzicht. ...
Geef een vervolg aan de kennismaking. ...
Blijf positief.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht: wie ken ik?
Stap 1: Schrijf  (uit je hoofd en in drie minuten!) alle mensen op die je kent, waarvan de voornaam begint met de letters A en D.  Kennen betekent: als je diegene opbelt, weet de ander meteen wie je bent.


Slide 21 - Tekstslide

Opdracht: wie ken ik?
Stap 2: Kijk nu in je contacten in je telefoon (of op Facebook of op Instagram) naar de mensen die jij kent van wie de naam met een A en D begint. Hoeveel zijn dit er?
stap 3:  Kijk nu naar het lijstje dat je uit je hoofd opgeschreven hebt. Waar staan er meer mensen? In je lijstje met opgeschreven namen of in je telefoon/op Facebook? Ben je mensen vergeten?
Zijn er mensen die je bent vergeten, waarvan je dat vooraf niet had verwacht? Je vader of moeder, broerof zus of vriend of vriendin misschien?

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht: breng je netwerk in beeld
Netwerken kan je helpen niet alleen met jouw loopbaan op school maar ook met je stage of je werk later
Welke mensen zouden jou kunnen helpen?

Dat kan in principe iedereen zijn:
 Jouw oom kan jou doorverwijzen naar een uitzendbureau omdat hij in het verleden daar heeft gewerkt.
Dus jouw sociale netwerk is even belangrijk als jouw zakelijke  network.

Slide 23 - Tekstslide

Netwerk in beeld
stap 1: Zet je eigen naam in het midden
stap 2: Denk na over de groepen mensen die je kent. Bijvoorbeeld: je gezin, je familie, de mensen in je straat, mensen op de sportclub, klasgenoten nu, mensen van je vorige school, vrienden, collega’s op je werk etc.
stap 3:  Schrijf de mensen die je kent, op het vel. Zet tegelijkertijd de mensen uit dezelfde groep bij elkaar
4. Trek een lijn tussen jezelf en de mensen die je kent
5. Trek een lijn tussen die mensen die elkaar ook kennen, bijvoorbeeld: je trekt een lijn tussen je vader en je moeder.
6. Herhaal stappen 4 tot en met 6 totdat je voor alle groepen zoveel mogelijk mensen hebt opgeschreven
7. Teken cirkels om de verschillende groepen in je netwerktekening. Je kunt daarvoor verschillende kleuren gebruiken

1. Denk na over de groepen mensen die je kent. Bijvoorbeeld: je gezin, je familie, de mensen in je straat, mensen op de sportclub, klasgenoten nu, mensen van je vorige school, vrienden, collega’s op je werk, vrijwilligerswerk, geloofsruimte etc.
2. Schrijf de mensen die je kent, op het vel. Zet tegelijkertijd de mensen uit dezelfde groep bij elkaar
3. Trek een lijn tussen jezelf en de mensen die je kent 
4. Trek een lijn tussen die mensen die elkaar ook kennen, bijvoorbeeld: je trekt een lijn tussen je vader en je moeder.
5. Herhaal stappen 4 tot en met 6 totdat je voor alle groepen zoveel mogelijk mensen hebt opgeschreven
6. Teken cirkels om de verschillende groepen in je netwerktekening. Je kunt daarvoor verschillende kleuren gebruiken
7. Zet uitroeptekens bij die mensen met wie praat je over: Wat je leuk vindt. Waar je goed in bent of waar zij vinden dat je goed in bent. Stages, (toekomstig) werk en je opleiding of vervolgstudie
8. Maak een foto van je netwerktekening, zodat je hem altijd kunt bekijken.

Slide 24 - Tekstslide