herhaling zinsleer

herhaling zinsleer
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

herhaling zinsleer

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen zinsleer en woordleer?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

_____
timer
1:00
onderwerp 
ja-neenvraag
2e plaats
Welk zinsdeel is 'het'?
Het was een grote woning met koude ramen en een heleboel trappen.

Slide 4 - Woordweb

Dit is het verhaal van Laszlo.
Wat is het onderstreepte zinsdeel?

______________________________
A
onderwerp
B
wwg
C
lv
D
NWD

Slide 5 - Quizvraag

Laszlo was bang voor het donker.
'was bang'=

A
WWG
B
NWG
C
NWD
D
LV

Slide 6 - Quizvraag


___________________________
_________
timer
1:00
bepaling plaats 
Waar? 
Het donker woonde in hetzelfde huis als Laszlo.

Slide 7 - Woordweb

Soms verstopte het donker zich in de kast.
WWG of NWG?
A
WWG
B
NWG

Slide 8 - Quizvraag

Het bleef stil in de kast.
NWG of WWG?
A
WWG
B
NWG

Slide 9 - Quizvraag

timer
1:30
Benoem alle bepalingen in de zin.

elke morgen > frequentie
even > tijd 
naar het donker kijken > richting 
Elke morgen kwam Laszlo even naar buiten.

Slide 10 - Woordweb

Hoeveel bepalingen staan in deze zin?
Soms zat het achter het gordijn van de douche.
A
1
B
2
C
3
D
0

Slide 11 - Quizvraag

Benoem het gezegde.

timer
1:00
hield + zich + schuil
pv + wed. vnw. + ADPV
Meestal hield het zich schuil in de kelder.

Slide 12 - Woordweb

Ontleed volgende zinnen op papier.


Ik wil je iets laten zien.
Het grootste raam van Laszlo’s huis was in de woonkamer.
Jij bent altijd bang.
Het donker zei niets terug.
Het donker bleef in Laszlo's huis wonen.

Slide 13 - Tekstslide

stappenplan

Slide 14 - Tekstslide

  1. pv en onderwerp: ja-neenvraag plaats 1 en 2 
  2. WWG: zelfstandig ww (pv) (+te) (+VD) (+inf) (+ADPV) NWG: koppelwerkwoord (ZWoBBeLS) (pv) + NWD 
  3. LV: wie of wat + pv + onderwerp 
  4. MV: aan/ voor wie/wat + pv + onderwerp 
  5. bepalingen: tijd (wanneer) / wijze (hoe) / plaats (waar) / middel (waarmee) / reden (waarom) / frequentie (hoe vaak) / richting (waarheen)
stappenplan

Slide 15 - Tekstslide