MasterClass Nederlands

MasterClass Nederlands
Programma vandaag:
-Kennismaken
-Wat is jouw hulpvraag? Waar heb je moeite mee
-Nulmeting maken voor spelling en grammatica 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

MasterClass Nederlands
Programma vandaag:
-Kennismaken
-Wat is jouw hulpvraag? Waar heb je moeite mee
-Nulmeting maken voor spelling en grammatica 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel van Nederlands vind jij lastig? Denk aan lezen, spelling en grammatica

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind je lastig aan dat onderdeel of die onderdelen?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou je de komende weken graag willen leren of beter in willen worden?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1e uur nulmeting spelling

-Op papier maak je soort minitoets spelling
-Deze kijken we samen na

Welk onderdeel scoor je goed op en welke minder?
2e uur nulmeting grammatica

-Op papier maak je een minitoets grammatica
-Deze kijken we ook samen na

Welk onderdeel scoor je goed op en welke minder?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MasterClass Nederlands
Programma vandaag:
  • Zinsdelen (Ivan)
  • Vaste lettercombinaties, voor- en achtervoegsel, enkelaar en dubbelaar (Jorn)
  • Tekstsoort en schrijversbedoeling, manieren van lezen (David) 
 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen (Ivan) 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?'
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden uit de zin
  • Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het onderwerp
Het onderwerp is altijd een persoon, een dier of een zaak. Het is datgene waar het in de zin om gaat.

Je vindt het onderwerp door te vragen: 
Wie/wat + persoonsvorm.
Voorbeeld: Ik loop naar school.
De persoonsvorm is "loop". 
Wie loopt? Ik. "Ik" is dus het onderwerp. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Jan en Henk fietsen naar huis.
A
Jan
B
Henk
C
Jan en Henk
D
huis

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen: Wie/wat + persoonsvorm/werkw.gez + onderwerp?
Voorbeeld
Mark gaf mij gisteren een cadeautje. 
- Persoonsvorm: Gaf Mark mij gisteren een cadeautje?
- Onderwerp:  Wie gaf? Mark
- Lijdend voorwerp: Wat +gaf+ Mark? een cadeautje

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Marjan heeft vandaag appels gekocht.
A
vandaag
B
appels
C
Marjan
D
heeft gekocht

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelling (Jorn)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voor- en achtervoegsels
Sommige moeilijke woorden hebben een voorvoegsel of een achtervoegsel. Dat voor- of achtervoegsel kun je gebruiken om de betekenis te bedenken.

Kun je voorbeelden noemen van woorden met deze achtervoegsels?

Slide 18 - Tekstslide

antipesten
herinrichten
oneerlijk
wantrouwen
kinderachtig
kinderloos

Achtervoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje achter het woord toevoegen.
De betekenis van het woord verandert door dit achtervoegsel:
waarde
waarde + loos (= achtervoegsel) = waardeloos (betekenis: zonder waarde)


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor- en achtervoegsels

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een achtervoegsel?
A
Heksenhuis
B
Smaakvol
C
Onbestelbaar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een achtervoegsel?
A
een werkwoord
B
een voornaamwoord
C
een toevoeging, die steeds dezelfde betekenis heeft
D
een lidwoord

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wel een achtervoegsel
Geen achtervoegsel
onfatsoenlijk
Praktijk
gewoonlijk
polderdijk

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lezen (David)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

👨‍🏫 Volgorde van de les
1- NAKIJKEN HUISWERK
2- INSTRUCTIE
3- ZELFST. WERKEN  
     
INSTRUCTIE
timer
1:00
SCHRIJVERSBEDOELINGEN

  1. Amuseren (stripboek, leesboek)
  2. Informeren  (krant, verslag) 
  3. Uitleggen (Studieboek, instructies, recept)
  4. Doen (reclame, advertentie, uitnodiging)
  5. Mening geven (recensie, opinie, review)


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WAAROM HEEFT DE SCHRIJVER DEZE TEKST GESCHREVEN
Heb jij jouw spullen op orde?
  • boek, laptop, schrift, pen/potlood mee
  • het huiswerk gemaakt
EVEN UITPROBEREN
Belangrijke mededelingen
-

Alweer jaren geleden hebben we dit blog geschreven: maak je eigen fossielen! 
En hij blijft leuk. Dit heb je nodig:
  • Mooie schelpen of voorwerpen waar je een ‘fossiel’ van wilt maken.
  • Gips.
  • Water, bloem en margarine
  • Boterhamtrommel of plastic bakje
 
Stap 1:
Van de bloem, het water en de margarine maak je een lekker kneedbaar deegje. De samenstelling maakt niet uit, zolang het maar kneedbaar is. Maak zoveel dat het de helft van je bakje vult.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WAAROM HEEFT DE SCHRIJVER DEZE TEKST GESCHREVEN
Heb jij jouw spullen op orde?
  • boek, laptop, schrift, pen/potlood mee
  • het huiswerk gemaakt
EVEN UITPROBEREN
Belangrijke mededelingen
-

65 miljoen jaar geleden slaat er een meteoriet in op aarde. Niet zo fijn voor de dinosaurussen die dan op aarde wonen. Door de inslag ontstaat er een tsunami, wordt het ijskoud en sterven veel dieren uit. De meteorietinslag is dus op meerdere manieren fataal voor de dinosauriërs.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies