herhaling

Herhaling
Thema 4 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling
Thema 4 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wij zijn een gewerveld dier met een inwendig skelet

Een ander woord voor skelet is geraamte

De mens bestaat uit 206 botten

Een ander woord voor botten is beenderen

SKELET


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wervelkolom
Mensen hebben een wervelkolom. Daarom behoren we tot de gewervelde dieren

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies skelet:
  • Vorm
  • Stevigheid
  • Bescherming
  • Beweging

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Botten bestaan uit lijmstof en kalk

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kraakbeen is flexibel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderdelen gewricht
  • Gewrichtskapsel: houdt botten bij elkaar, maakt gewrichtssmeer
  • Kraakbeenlaagje: makkelijker bewegen en tegen slijtage
  • Gewrichtssmeer: makkelijker bewegen.
  • Kapselband: Extra versteviging

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kapselbanden zijn een extra versteviging. Ze helpen de botten op hun plaats te houden.
De kapselbanden zijn een extra versteviging. Ze helpen de botten op hun plaats te houden.
Om het gewricht zit een stevig vlies. Het houdt de botten bij elkaar. Het maakt ook gewrichtssmeer.
Om het gewricht zit een stevig vlies. Het houdt de botten bij elkaar. Het maakt ook gewrichtssmeer.
Het uiteinde van één (1) bot is bol. Dit heet de gewrichtskogel.
Tussen de  botten zit gewrichtssmeer. Dit werkt als een soort smeervet. Hierdoor kunnen de botten soepeler bewegen.
Het uiteinde van één (1) bot is kom-vormig. hier past de gewrichtskogel precies in.
Op de kop van elk bot zit een laagje kraakbeen. Het beschermt de botten tegen slijten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rolgewricht

Spaakbeen en ellepijp.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zadelgewricht

  • basis van de duim

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scharniergewricht

  • ellenboog
  • knie
  • vingers

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tegengestelde spieren: antagonisten

Slide 12 - Tekstslide

Biceps = armbuigspier
triceps = armstrekspier
Bouw van de spier

Slide 13 - Tekstslide

Dit is een tekening van een spier. Om de spier zit een spierschede. Aan beide uiteinden van de spier zit een pees. Met de pezen zit een spier vast aan botten. Een spier bestaat uit spierbundels. Een spierbundel is een verzameling spiervezels. Spieren zijn verbonden met zenuwcellen. Via de zenuwcellen komen impulsen bij de pier. door de impulsen trekt een spier Samen. 
Een goede zithouding
Hier zie je de verschillen tussen een goede en slechte zithouding.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10 regels voor goed tillen:
  1. Buk en til niet onnodig.
  2. Gebruik hulpmiddelen
  3. Til niet te veel ineens.
  4. Zorg dat er niets in de weg staat als je gaat lopen.
  5. Sta steeds recht voor de last.
  6. Til nooit met gedraaide rug.
  7. Til met twee handen en houd de last zo dicht mogelijk bij je lichaam.
  8. Buig niet verder voorover dan noodzakelijk en gebruik ook je beenspieren.
  9. Til niet met gestrekte armen en niet hoger dan schouderhoogte.
  10. Luister naar je lichaam: neem signalen serieus. Je voelt zelf het best wat je rug wel en niet kan hebben.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de oefentoets
in het volgende uur

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies