Leesvaardigheid - Strategieën en klassikaal oefenen

Leesvaardigheid Spaans
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid Spaans

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke tips kan je gebruiken als je een woord niet kent?

Slide 2 - Tekstslide

Raad de betekenis: Probeer de betekenis van het woord te raden op basis van de context van de zin. Kijk naar de woorden eromheen en probeer te achterhalen waar het woord over gaat.

Zoek naar wortelwoorden: Als het een samenstelling of afleiding lijkt te zijn, zoek dan naar wortelwoorden die je wel kent. Dit kan je helpen om de betekenis van het onbekende woord te achterhalen.

Gebruik een woordenboek: Als je nog steeds niet zeker bent van de betekenis, zoek dan het woord op in een woordenboek of online vertaaltool. Zorg ervoor dat je een betrouwbaar bron gebruikt om de juiste betekenis te vinden.

Let op herhaling: Als je hetzelfde woord herhaaldelijk tegenkomt in de tekst, probeer dan de betekenis te achterhalen op basis van hoe het in verschillende contexten wordt gebruikt.

Vraag om hulp: Als je er echt niet uitkomt, aarzel dan niet om hulp te vragen aan een leraar, medeleerling of een native speaker van de taal. Ze kunnen je mogelijk helpen om de betekenis te begrijpen.
Wat gaan we doen vandaag?
Leesvaardigheid Spaans
  • Tips leesvaardigheid per soort vraag/tekst
  • Korte herhaling van woordjes
  • Klassikaal aan de slag met tekst 1 
  • Individueel of in tweetallen aan de slag met tekst 2


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scan de tekst & Gebruik je eigen kennis: 
  • Snel specifieke informatie uit een tekst te halen. 
  • Kijk naar de titel, eventuele vetgedrukte inleiding, bronvermelding en plaatjes.
  • Denk na over wat je al weet over het onderwerp voordat je de tekst leest.
  • Lees de eerste en laatste regel van elke alinea om een samenvatting te krijgen.


Slide 4 - Tekstslide

Raad de betekenis: Probeer de betekenis van het woord te raden op basis van de context van de zin. Kijk naar de woorden eromheen en probeer te achterhalen waar het woord over gaat.

Zoek naar wortelwoorden: Als het een samenstelling of afleiding lijkt te zijn, zoek dan naar wortelwoorden die je wel kent. Dit kan je helpen om de betekenis van het onbekende woord te achterhalen.

Gebruik een woordenboek: Als je nog steeds niet zeker bent van de betekenis, zoek dan het woord op in een woordenboek of online vertaaltool. Zorg ervoor dat je een betrouwbaar bron gebruikt om de juiste betekenis te vinden.

Let op herhaling: Als je hetzelfde woord herhaaldelijk tegenkomt in de tekst, probeer dan de betekenis te achterhalen op basis van hoe het in verschillende contexten wordt gebruikt.

Vraag om hulp: Als je er echt niet uitkomt, aarzel dan niet om hulp te vragen aan een leraar, medeleerling of een native speaker van de taal. Ze kunnen je mogelijk helpen om de betekenis te begrijpen.
Bij meerkeuzevragen:
Bedenk eerst zelf het antwoord voordat je naar de mogelijke antwoorden kijkt. Kies dan het antwoord dat het beste bij jouw antwoord past.

Slide 5 - Tekstslide

Raad de betekenis: Probeer de betekenis van het woord te raden op basis van de context van de zin. Kijk naar de woorden eromheen en probeer te achterhalen waar het woord over gaat.

Zoek naar wortelwoorden: Als het een samenstelling of afleiding lijkt te zijn, zoek dan naar wortelwoorden die je wel kent. Dit kan je helpen om de betekenis van het onbekende woord te achterhalen.

Gebruik een woordenboek: Als je nog steeds niet zeker bent van de betekenis, zoek dan het woord op in een woordenboek of online vertaaltool. Zorg ervoor dat je een betrouwbaar bron gebruikt om de juiste betekenis te vinden.

Let op herhaling: Als je hetzelfde woord herhaaldelijk tegenkomt in de tekst, probeer dan de betekenis te achterhalen op basis van hoe het in verschillende contexten wordt gebruikt.

Vraag om hulp: Als je er echt niet uitkomt, aarzel dan niet om hulp te vragen aan een leraar, medeleerling of een native speaker van de taal. Ze kunnen je mogelijk helpen om de betekenis te begrijpen.
Je kent een woord niet ...
  • Raak niet in paniek. 
  • Probeer de betekenis af te leiden uit de context en let op de woordsoort, voor- en achtervoegsels en eventuele aanwijzingen in de tekst.

Slide 6 - Tekstslide

Raad de betekenis: Probeer de betekenis van het woord te raden op basis van de context van de zin. Kijk naar de woorden eromheen en probeer te achterhalen waar het woord over gaat.

Zoek naar wortelwoorden: Als het een samenstelling of afleiding lijkt te zijn, zoek dan naar wortelwoorden die je wel kent. Dit kan je helpen om de betekenis van het onbekende woord te achterhalen.

Gebruik een woordenboek: Als je nog steeds niet zeker bent van de betekenis, zoek dan het woord op in een woordenboek of online vertaaltool. Zorg ervoor dat je een betrouwbaar bron gebruikt om de juiste betekenis te vinden.

Let op herhaling: Als je hetzelfde woord herhaaldelijk tegenkomt in de tekst, probeer dan de betekenis te achterhalen op basis van hoe het in verschillende contexten wordt gebruikt.

Vraag om hulp: Als je er echt niet uitkomt, aarzel dan niet om hulp te vragen aan een leraar, medeleerling of een native speaker van de taal. Ze kunnen je mogelijk helpen om de betekenis te begrijpen.
Herhaling
comer 
vivir 
ser 
tener 
ir
hablar

Slide 7 - Tekstslide

Vertaal de woordjes naar het Nederlands eten 
leven 
zijn 
hebben - vervoegingen
gaan
praten

Vervoeg de woord tener:
yo tengo
tú tienes
él, ella, usted tiene
nosotros, nosotras tenemos
vosotros, vosotras tenéis
ellos, ellas, ustedes tienen
Klassikaal: tekst 1
Lezen en overleggen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Pregunta: 

¿Quiénes están hablando en la cafetería durante el recreo?

Kun je drie of meer werkwoorden identificeren in de tekst? 

Weet iemand wat de Nederlandse vertaling ervan is?

Slide 10 - Tekstslide

Pregunta: 

¿Quiénes están hablando en la cafetería durante el recreo?

Kun je drie of meer werkwoorden identificeren in de tekst? 

Weet iemand wat de Nederlandse vertaling ervan is?
¿Cuál es la materia que a Luis no le gusta?
A
Inglés
B
Matemáticas
C
Ciencias
D
Historia

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onderwerp waar Luis niet van houdt?
¿Quién tiene clases de ciencias con el profesor Carlos?
A
Ana
B
Marta
C
Luis
D
Laura

Slide 12 - Quizvraag

Wie heeft er natuurkunde lessen bij professor Carlos?
¿Con quién está hablando Ana en la cafetería?
A
Con Carlos
B
Con Marta
C
Con Laura
D
Con Luis

Slide 13 - Quizvraag

Met wie praat Ana in de kantine?
¿Qué comida sugiere Ana para comer después de clase?
A
Hamburguesas
B
Tacos
C
Pizza o sándwiches
D
Ensaladas

Slide 14 - Quizvraag

Wat raadt Ana aan om na school te eten?
¿Qué comida le gusta a Luis?
A
Salades
B
Pizza
C
Sandwiches
D
Tacos

Slide 15 - Quizvraag

Van welk eten houdt Luis?
In duo's tekst 2
Lezen en overleggen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Begrepen jullie de tekst?
Wat denk je dat tekst erover gaat?
Wat begreep je wel?

Pregunta: 

Kun je drie of meer werkwoorden identificeren in de tekst? 

Weet je wat de Nederlandse vertaling ervan is?

Slide 18 - Tekstslide

Pregunta: 

Kun je drie of meer werkwoorden identificeren in de tekst? 

Weet je wat de Nederlandse vertaling ervan is?
¿Quién enseña la clase de matemáticas en la escuela?
A
Profesor Carlos
B
Profesora Ana
C
Profesor Juan
D
Profesora María

Slide 19 - Quizvraag

Wie geeft er wiskunde op school?
¿Qué actividades hacen los estudiantes después de comer en la cafetería?
A
Estudian para los exámenes
B
Tienen clases de música
C
Hacen deporte
D
Juegan y hablan

Slide 20 - Quizvraag

Welke activiteiten doen leerlingen na de lunch in de kantine?
¿Qué materia estudian los estudiantes con el profesor Juan?
A
Gym
B
Wetenschap
C
Geschiedenis
D
Wiskunde

Slide 21 - Quizvraag

Welk vak studeren studenten met leraar Juan?
¿Qué hacen algunos estudiantes después de la escuela?
A
Gaan direct naar huis
B
Hebben danslessen
C
Spelen voetbal
D
Studeren voor de examens

Slide 22 - Quizvraag

Wat doen sommige leerlingen na school?
¿Qué tal la clase?
A
Muy bien
B
Bien
C
No muy bien
D
Fatal

Slide 23 - Quizvraag

Hoe ging de les?
Has terminado el quiz, ¡Muy bien!
Je hebt de quiz volbracht, heel goed!

Heel goed!!!


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies