VT quiz 1

Wanneer treedt de Wet zorg en dwang (Wzd) in werking?

A
1 jan.2020
B
1 jul. 2020
C
1 jan. 2020
D
1 jan 2023
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
VpkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wanneer treedt de Wet zorg en dwang (Wzd) in werking?

A
1 jan.2020
B
1 jul. 2020
C
1 jan. 2020
D
1 jan 2023

Slide 1 - Quizvraag

Onvrijwillige zorg is volgens de wet:

A
Zorg die door de arts wordt opgelegd
B
Zorg die door de vertegenwoordiger of familie wordt opgelegd
C
Zorg waartegen de cliënt (of vertegenwoordiger) zich verzet

Slide 2 - Quizvraag

Onvrijwillige zorg is volgens de wet: zorg waartegen de cliënt met dementie of met een verstandelijke beperking (of de vertegenwoordiger) zich verzet.
Verzet is het belangrijkste element uit de Wet zorg en dwang om te bepalen of iets onvrijwillige zorg is. Verzet van een cliënt kan verbaal of non-verbaal worden geuit. Dit betekent dat de zorgverlener de cliënt goed moet kennen om te kunnen zien of een cliënt iets wel of niet wil.

Slide 3 - Tekstslide

Een cliënt is heel erg vergeetachtig, maar niemand heeft vastgesteld dat er sprake is van een psychogeriatrische aandoening. Is de Wet zorg en dwang dan van toepassing?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Onbegrepen gedrag van een cliënt komt altijd door psychische problemen van de cliënt, zoals slaapproblemen, angsten, wanen of een psychose.

A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Onbegrepen gedrag kan door veel dingen veroorzaakt worden
 Fysieke factoren: pijn, blaasontsteking, obstipatie, slikproblemen
- Psychische factoren: psychose, angststoornissen, wanen, slaapproblemen
- Omgevingsfactoren: gedrag van medebewoners, bouwkundige beperkingen (bijv. weinig bewegingsruimte, geen binnentuin), onrustige omgeving, bejegening

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer mag je volgens de Wet zorg en dwang onvrijwillige zorg toepassen?

A
Als er 'ernstig nadeel' dreigt
B
Bij een psychogeriatrische aandoening (zoals dementie) heeft of een verstandelijke beperking
C
Als er geen andere oplossing is om 'ernstig nadeel' te bestrijden
D
Alle drie zijn een voorwaarde

Slide 7 - Quizvraag

Onder ‘ernstig nadeel’ wordt het volgende verstaan:
- De cliënt brengt zichzelf of anderen in levensgevaar.
- De cliënt brengt ernstig lichamelijk letsel toe.
- De cliënt brengt ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade toe.
- Verwaarlozing of ‘maatschappelijk teloorgang van de cliënt of andere.
- De veiligheid van de cliënt wordt bedreigd.
- De cliënt roept met hinderlijk gedrag agressie van anderen op.
- De algemene veiligheid van personen of goederen is in gevaar.

Slide 8 - Tekstslide

Bij het toepassen van onvrijwillige zorg moet je voortaan een stappenplan doorlopen. Wat is de kern van het stappenplan?

A
Analyse van het gedrag en zoeken naar alternatieven
B
Multidisciplinair overleg
C
Zorgvuldige besluitvorming
D
Registratie: vastleggen in zorg- of ondersteuningsplan

Slide 9 - Quizvraag

Is psychofarmaca onvrijwillige zorg?

A
ja
B
nee
C
soms wel /soms niet

Slide 10 - Quizvraag

Psychofarmaca is soms wel en soms niet onvrijwillige zorg.
Psychofarmaca is onvrijwillige zorg indien een cliënt of vertegenwoordiger zich verzet.
Psychofarmaca is geen onvrijwillige zorg, indien een cliënt of vertegenwoordiger zich niet verzet.


 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe vaak moet volgens de Wet zorg en dwang een nieuwe maatregel geëvalueerd worden (niet toegepast in noodsituatie)?

A
min. elke 3 maanden
B
min. elke 4 weken
C
min. elke 6 maanden
D
min. elke 4 maanden

Slide 12 - Quizvraag

Als de onvrijwillige zorg na het doorlopen van het stappenplan definitief is, dan moet het elke 6 maanden, tijdens de reguliere zorgplanbesprekingen, worden geëvalueerd.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom moet je onvrijwillige zorg registreren?

A
Om verantwoording af te leggen
B
Om de maatregel te kunnen evalueren
C
beide

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn vrijheidsbeperkende maatregelen?


A
Regels om de cliënt te beperken.
B
Regels om de cliënt te motiveren.
C
Regels om de cliënt te beschermen.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe ervaren cliënten vrijheidsbeperkende maatregelen over het algemeen?
A
niet bekend.
B
Als een inbreuk op hun dagelijks leven.
C
Zij ervaren het als prettig.

Slide 16 - Quizvraag

Bij hoeveel ouderen in verzorg- en verpleeghuizen wordt in Nederland een vorm van vrijheidsbeperking toegepast?
A
41-65%
B
43-56%
C
45-61%

Slide 17 - Quizvraag

Bij het in gebruik nemen van een vrijheidsbeperking neemt de kans op letsel bij een cliënt toe.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Een vrijheidsbeperking kan zijn:
A
het op de handrem zetten van een rolstoel in de openbare ruimte.
B
bepalen wanneer een cliënt mag internetten.
C
Beide

Slide 19 - Quizvraag

Door een vrijheidsbeperking kan de mobiliteit van een cliënt achteruitgaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Dementie

Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel mensen in Nederland hebben dementie?

A
290
B
2900
C
29000
D
290000

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de ziekte van Alzheimer en dementie?

A
Alzheimer is geen dementie
B
Dementie is een verzamelnaam

Slide 23 - Quizvraag

Dementie is een verzamelnaam voor meer dan 50 ziekten, waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken.

Slide 24 - Tekstslide

bewegen kan bijdragen aan het vertragen van de dementie?

A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Kunnen mensen met dementie nog nieuwe dingen leren?

A

Slide 26 - Quizvraag

Mensen met dementie kunnen nog dingen aan- en afleren. Dit geldt zowel voor mensen met beginnende dementie, als mensen met meer gevorderde dementie. Dit zogenaamde lerende vermogen wordt steeds meer toegepast in de zorg.

Slide 27 - Tekstslide

Wanneer spreek je over dementie op jonge leeftijd?

A
20-35
B
40-60
C
60-70
D
70-80

Slide 28 - Quizvraag

We spreken van dementie op jonge leeftijd wanneer de diagnose dementie is gesteld onder de 65 jaar. Dementie op jonge leeftijd begint meestal tussen de 40 en 65 jaar. Voor mensen onder de 65 jaar duurt het gemiddeld maar liefst vier en een half jaar voordat zij de diagnose dementie krijgen. 

Slide 29 - Tekstslide

Tafelgerei met opvallende kleur draagt eraan bij dat mensen met de ziekte van Alzheimer beter eten?
A
ja
B
onzin

Slide 30 - Quizvraag

Hoe vaak komt depressief gedrag voor bij mensen met dementie?

A
Bij 20 tot 30%
B
Bij 30-40%
C
Bij 40-50%
D
Bij 50-60%

Slide 31 - Quizvraag

Bij mensen met dementie komt depressief gedrag en somberheid regelmatig voor. Toch worden deze signalen vaak niet herkend. Zo’n 40 tot 50 procent van de mensen met dementie vertoont wel eens depressief gedrag (bron: Verenso 2018). 

Slide 32 - Tekstslide

Dagbehandeling richt zich op ontspanning en dagbesteding richt zich op het verbeteren van lichamelijke en geestelijke mogelijkheden.
A
waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Bij dagbesteding ligt de nadruk meer op gezelligheid en ontspanning en valt het onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Bij dagbehandeling is een multidisciplinair team van zorgverleners betrokken. En is het meer gericht op de lichamelijke en geestelijke mogelijkheden te verbeteren en/of op peil te houden. 

Slide 34 - Tekstslide