Thema 3 Genetica BS 5 Speciale manieren van overerving

Thema 3 Genetica
Basisstof 5 Speciale manieren van overerven
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 Genetica
Basisstof 5 Speciale manieren van overerven

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
-Huiswerkcheck
-terugblik
-uitleg bs 4
- samen inoefenen
- zelfstandig werken
Let op Proefwerk : 21 december!!

Slide 2 - Tekstslide

huiswerk
nakijken opdr 44, 46,47,48

Slide 3 - Tekstslide

Tot nu toe gehad...
  • Monohybride: Aa x Aa
  • onvolledig dominant
  • codominant

  • Intermediair: 
  • X-chromosomaal: XAXa x XAY

Slide 4 - Tekstslide

De ziekte van Duchenne (een ernstige spierziekte) wordt bepaald door een recessief gen op het X-chromosoom. Een man en vrouw zonder de ziekte krijgen een zoon met de ziekte. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind, een dochter, draagster is van het allel voor de ziekte?
timer
3:00

Slide 5 - Open vraag

Vandaag krijg je uitleg over
Speciale manieren van overerven: 
- Letale allelen
- Gekoppelde en ongekoppelde overerving 
   (dihybride kruisingen) 
- Multipele allelen



Slide 6 - Tekstslide

BS5 SPECIALE MANIEREN VAN OVERERVEN
Leerdoel

Je kunt kruisingsschema's maken van onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen.

Slide 7 - Tekstslide

Multipele allelen
Drie allelen (IA, IB en i) combineren tot 4 bloedgroepen: 
Bloedgroep A:      IAIA of IA
Bloedgroep B:      IBIB of IB
Bloedgroep AB:   IAIB
Bloedgroep 0:      ii 

Slide 8 - Tekstslide

Een vrouw met bloedgroep 0 krijgt een kind met een man met bloedgroep AB. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep A heeft? blz 201 onderaan
timer
3:00

Slide 9 - Open vraag

Letale allelen
Een allel zorgt ervoor dat een organisme niet levensvatbaar is wanneer het homozygoot (twee maal) aanwezig is. 

Voorbeeld: q is een letaal allel bij muizen. Je kruist twee heterozygote muizen (Qq). 
25% van die nakomelingen heeft genotype qq: die zijn dus niet levensvatbaar. 
Van de overige muizen is 2/3 (66,7%) Qq en 1/3 (33,3%) QQ. 

Slide 10 - Tekstslide

p is een letaal allel bij cavia's. Je kruist cavia Pp met cavia Pp. Hoeveel % van de levend geboren jongen heeft genotype Pp?
timer
3:00

Slide 11 - Open vraag

ZELF aan de slag
1. Maak opdracht 53 t/m 56

Dit is ook het huiswerk

Volgende les : gekoppelde genen.









Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdrachten 53 t/m 56
Klaar? Ga verder met de opdrachten van bs 6. Deze ga je volledig zelfstandig doen.




Extra uitleg: https://biologiepagina.nl/Havo4/genetica/uitlegerfelijkheid.htm 

Je kunt hier ook video’s vinden als je het lastig vindt!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

maak zelf deze kruising

Slide 18 - Tekstslide

Alle nakomelingen
 in de F1 zijn:        

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten dat geen van beren in de F2 een gekrulde bruine vacht hadden of een gladde zwarte vacht. Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak een kruisingsschema, ga er nu van uit dat de allelen gekoppeld zijn. De kruising begint als volgt:
P:     


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Twee konijnen met lang haar en rechtopstaande oren die beide heterozygoot zijn voor deze eigenschappen planten zich voort. De genen voor deze eigenschappen liggen op hetzelfde chromosoom. Hoeveel procent van de nakomelingen zal kort haar en flaporen hebben?
timer
5:00

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Bij pronkerwten zijn de allelen P en L gekoppeld. 

P = paarse bloemkleur en is dominant over rode bloemen.


Bij stuifmeelkorrels blijken twee vormen voor te komen: 

L = langwerpige stuifmeelkorrels
l = ronde stuifmeelkorrels

Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met
een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen:
Wat zijn de verhoudingen van de fenotypes in de F1-generatie?
A
0/100
B
25/75
C
50/50
D
20/80

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Samen inoefenen/huiswerk

Zelfstandig werken: opdracht 58 t/m 63
compact: 59, 60,61,63

Dit is ook het huiswerk 

Slide 29 - Tekstslide