spelling verleden tijd

In welke tijd staat deze tekst?
"Ik wilde een game maken die ook vrouwen aan zou spreken, want arcadehallen waren toen nog echte mannenplekken. Ik wilde iets maken wat ze samen zouden willen spelen op een date, of gewoon alleen. Daarom wilde ik een game maken die leuk en toegankelijk was, en karakters die schattig waren."
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

In welke tijd staat deze tekst?
"Ik wilde een game maken die ook vrouwen aan zou spreken, want arcadehallen waren toen nog echte mannenplekken. Ik wilde iets maken wat ze samen zouden willen spelen op een date, of gewoon alleen. Daarom wilde ik een game maken die leuk en toegankelijk was, en karakters die schattig waren."

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordspelling verleden tijd
Hoe moet je een werkwoord in de verleden tijd schrijven?
Wat zijn de regels daarbij?
Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Stappen
- Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
- Wat is de stam van het werkwoord?
- Staat de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip (t, x, k, f, s, ch, en p) dan -te of -ten
- Is de laatste letter van de stam een andere letter dan uit het 't ex-kofschip dan -de of -den

Slide 4 - Tekstslide

voorbeeld
Wij (wonen, vt) in de buurt van Heerlen.
- onderwerp is meervoud
- stam = won
- Staat de -n in 't ex fokschip?
- nee, dus -den
- ik-vorm = woon
Wij woonden in de buurt van Heerlen.

Slide 5 - Tekstslide

Iris (wandelen, vt) door het bos

Slide 6 - Open vraag

Jurgen en Bjorn (koken, vt) voor hun ouders.

Slide 7 - Open vraag

Het vliegtuig (landen, vt) gisteren te laat.

Slide 8 - Open vraag

Onze ouders (bellen, vt) elkaar elke dag.

Slide 9 - Open vraag

Hij (luisteren, vt) niet naar zijn moeder.

Slide 10 - Open vraag

Melanie (lachen, vt) om die mop.

Slide 11 - Open vraag

De buurman (werken, vt) bij Nedcar.

Slide 12 - Open vraag

De voltooide tijd
Zijn de regels van de voltooide tijd hetzelfde?
Hoe weet je of het voltooid deelwoord met een -t of een -d is?

Voltooide tijd
Persoonsvorm hebben/ zijn + voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord = ge + ik-vorm + d of t

Slide 13 - Tekstslide

Iris heeft in het bos (wandelen).

Slide 14 - Open vraag

Justin is naar school (rennen)

Slide 15 - Open vraag

Jeroen heeft de auto (repareren).

Slide 16 - Open vraag

De kok had heel lekker (koken).

Slide 17 - Open vraag

Opdracht 
Zoek de fouten in tweetallen in de tekst.
Verbeter de fouten!

Jullie kunnen kiezen uit twee teksten:
* een korte tekst met vijf fouten
* een langere tekst met tien fouten

Slide 18 - Tekstslide