HV2D ch3 cours 2 26-02-2021

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Programme

- les devoirs 4, 6, 7

- vocabulaire

- grammaire C

- au travail

Exercice 7

Hoe vraagt de presentator waar Matt Pokora vandaan komt?

Hoe zegt Natalie dat hij van Poolse afkomst is?

Hoe zegt Nathalie dat ze al naar een concert van M.P. is gegaan?

Il est d'origine polonaise

Oui, c'est mon chanteur préféré. 

C'est quand son anniversaire?

Je m'appelle Nathalie Lefèvre.

Je suis déjà allée à un concert de Matt.

Il vient d'où exactement?

Le vocabulaire

Er volgen nu een aantal meerkeuzevragen over de vocabulaire.

Let op! Je hebt steeds slechts 10 seconden!

Traduis: winnen

1. chanter
2. gagner
3. la chanson
4. écouter

Traduis: de zangeres

1. le chanteur
2. la comédie musicale
3. le spectacle
4. la chanteuse

traduis: luisteren

1. donner
2. écouter
3. trouver
4. chanter

traduis: n'est-ce pas?

1. Wie?
2. Waarom?
3. Toch?
4. Wat?

complète

écrire

parler

regarder

Écouter

Lire

Choisis

Remplis

traduis

souligne

vul aan

schrijven

kijken

onderstreep

lezen

Luisteren

kies

praten

Vul in

vertaal

Texte A

Ik haal er nog even twee zinnen uit:

-  Il est d'origine polonaise. Son père venait de Pologne.

- C'était génial!

Wat betekenen deze twee zinnen?

In welke tijd staan ze?

Bron C: L'imparfait

De verleden tijd

Hoe klinkt dat in het Nederlands?

présent - imparfait

ik heb - ik had

ik ben - ik was

ik ga - ik ging

ik loop - ik liep

ik werk - ik werkte

ik eet - ik at

ik praat - ik praatte

Hoe maak je de imparfait?

stap 1

Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

stap 2

Haal -ons van het ww af

stap 3

Plak de juiste uitgang erachter

Uitgangen imparfait

Je parlais

Tu parlais

Il/ elle/ on parlait

Nous parlions

Vous parliez

Ils/ elles parlaient

Hoe maak je de imparfait?

stap 1

Neem de nous-vorm van het ww uit de tegenwoordige tijd.

vb: hij praatte --> praten --> parler --> parlons

stap 2

Haal -ons van het ww af

vb: parlons --> parl

stap 3

Plak de juiste uitgang erachter

vb: parl --> il parlait

Hoe zeg je: Wij praatten

1. Nous parlons
2. vous parlez
3. nous parlions
4. vous parliez

Vertaal: Zij hadden

1. ils avaient
2. ils avait
3. ils avent
4. ils ont

Vertaal: Zij nam

1. elle prendrait
2. elle prendait
3. elle prenait
4. elle prenaient

Uitzonderingen...

être --> uiteraard!

Bij dit ww gebruik je niet de nous-vorm om de imparfit te maken, maar je gebruikt

ét....

En daar plaats je de uitgangen achter. Bijv.

Elle était

Vous avez encore des questions?

Les devoirs pour la semaine prochaine

Faire:

- 13, 14

Apprendre:

- vocabulaire A + B

- grammaire C