1D - vr. 8/12/2023

1D - vr. 8 december 2023
1.                                       - is iedereen er? 
2.  opdr. F 25 : de getallen t/m 60
3.  bron G : Phrases-clés
4.  uitleg bron H : ne ...pas (= niet / geen)
5.  Afmaken/leren: taakwerk week 48



1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1D - vr. 8 december 2023
1.                                       - is iedereen er? 
2.  opdr. F 25 : de getallen t/m 60
3.  bron G : Phrases-clés
4.  uitleg bron H : ne ...pas (= niet / geen)
5.  Afmaken/leren: taakwerk week 48



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

de ontkenning 


 
ne ... pas

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De ontkenning
Léa parle français, Luc ne parle pas français.
Léa woont spreekt Frans,  Luc spreekt niet (geen)  Frans.

  • ne..pas = niet of geen 
  • ne...pas staat om de persoonsvorm heen (bril)
  • de persoonsvorm is vaak het eerste werkwoord in de zin
  • persoonsvorm met klinker / stomme h : ne...pas --> n'...pas

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de p.v. in :

Elle regarde la télé.
A
Elle
B
regarde
C
la
D
télé

Slide 14 - Quizvraag

Welke ontkennende zin is dus goed?
A
Elle regarde ne pas la télé
B
Elle ne pas regarde la télé
C
Elle ne regarde la télé pas
D
Elle ne regarde pas la télé

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de p.v?

Il chante une chanson.
A
Il
B
une
C
chante
D
chanson

Slide 16 - Quizvraag

Welke ontkennende zin is dus goed?
A
Il ne pas chante une chanson
B
Il pas une chanson ne chante
C
Il ne chante pas une chanson.
D
Il ne pas une chanson chante.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de p.v?

Nous marchons 5 kilomètres.
A
5
B
Nous
C
kilomètres
D
marchons

Slide 18 - Quizvraag

Welke ontkennende zin is dus goed?
A
Nous marchons ne pas 5 kilomètres.
B
Ne marchons pas nous 5 kilomètres.
C
Ne 5 kilomètres nous marchons pas.
D
Nous ne marchons pas 5 kilomètres.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de p.v?

C'est une télé.
A
C'
B
est
C
une
D
télé

Slide 20 - Quizvraag

Welke ontkennende zin is dus goed?
A
C'est ne pas une télévision
B
Ce n'est pas une télévision.
C
Ce ne pas est une télévision.
D
Ce ne télévision pas.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de p.v?

Vous habitez à Roden.
A
habitez
B
à
C
Roden
D
Vous

Slide 22 - Quizvraag

Welke ontkennende zin is dus goed?
A
Vous n' habitez pas à Roden.
B
Vous ne habitez pas à Roden.
C
Roden vous à ne habitez pas.
D
vous ne pas habitez à Roden.

Slide 23 - Quizvraag

Maak ontkennend:
Sophie mange une pomme.

Slide 24 - Open vraag

Maak ontkennend:
David et Elise sont à l'école.

Slide 25 - Open vraag

Maak ontkennend:
Maria aime beaucoup le français.

Slide 26 - Open vraag

Maak ontkennend:
C'est très difficile la négation.

Slide 27 - Open vraag

Heb je nog vragen?
Stel ze hier!

Slide 28 - Open vraag

ww op -er:  zet in de goede vorm:
1. Tu ................................... (manger = eten)
2. Elles ............................. (aimer = houden van)
3. On ................................. (détester= haten)
4. Marieke et Eline .......................... (parler = praten)   
5. Max .............................. (gagner = winnen) 
6. Il .................................... (préférer = liever hebben)
7. Nous ............................. (adorer = dol zijn op)
8. Haller et Tadic ............................. (jouer = spelen)
9. Je ................................... (chanter = zingen)
10. Vous ............................. (demander = vragen)
ils / elles
il / elle
ils / elles

Slide 29 - Tekstslide

ww op -er:  zet in de goede vorm:
1. Tu ......manges...................... (manger = eten)
2. Elles ...aiment.......................... (aimer = houden van)
3. On ....déteste............................. (détester= haten)
4. Marieke et Eline ......parlent....... (parler = praten)   
5. Max .........gagne......... (gagner = winnen) 
6. Il ........préfère................... (préférer = liever hebben)
7. Nous .....adorons............. (adorer = dol zijn op)
8. Haller et Tadic .......jouent.......... (jouer = spelen)
9. Je ......chante............................. (chanter = zingen)
10. Vous .........demandez............. (demander = vragen)
ils / elles
il / elle
ils / elles

Slide 30 - Tekstslide

Taakwerk week 49
maken:
Ebook p. 82: F exc. 25, 26
Ebook p. 84: G exc. 27, 28 
leren:
Ebook: p. 91: Voca E FN/NF
Ebook: p. 91: Voca F FN/NF
Ebook p. 92: les nombres de 20 à 69 FN/NF


Slide 31 - Tekstslide