V5 adjectif/adverbe/pronom perso

adjectif/adverbe/pronom perso
- révision adjectif
- révision adverbe
- les pronoms personnels
- parler de sa famille
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

adjectif/adverbe/pronom perso
- révision adjectif
- révision adverbe
- les pronoms personnels
- parler de sa famille

Slide 1 - Tekstslide

Dites-moi d'où il vient
Enfin je saurai où je vais
Maman dit que lorsqu'on cherche bien
On finit toujours par trouver
Elle dit qu'il n'est jamais très loin
Qu'il part très souvent travailler
Maman dit « Travailler c'est bien »
Bien mieux qu'être mal accompagné!
Pas vrai?
Où est ton papa?
Dis-moi, où est ton papa?
Sans même devoir lui parler
Il sait ce qu'il ne va pas
Un sacré papa
Dis-moi où es-tu caché?
Ça doit faire au moins mille fois
Que j'ai compté mes doigts
Où t'es? Papa où t'es?
Où t'es? Papa où t'es?
Où t'es? Papa où t'es?
Où t'es? Où t'es? Où Papa où t'es?
- on cherche bien
- il n'est jamais très loin
-travailler c'est bien
-bien mieux
- mal accompagné
-un sacré papa

Slide 2 - Tekstslide

HERHALING

Het bijvoeglijk naamwoord staat in het Frans ACHTER het zelfstandig naamwoord ……….
Un chat gris
Un bâtiment moderne
Une fille marrante
Les cours ennuyeux

TENZIJ het bijvoeglijk naamwoord voorkomt in het welbekende rijtje : 
BON BEAU JOLI
HAUT LONG PETIT
JEUNE GROS GRAND
VIEUX MAUVAIS MÉCHANT
NOUVEAU AUTRE LARGE
PREMIER / DERNIER en alles wat ertussen zit (de rangtelwoorden)


Het bijvoeglijk naamwoord heeft verschillende uitgangen : 
Mannelijk enkelvoud - geen uitgang
Vrouwelijk enkelvoud – E
Mannelijk meervoud – S
Vrouwelijk meervoud – ES

!! LET WEL !!!
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op een – e ( bv JEUNE) dan komt er voor de vrouwelijke vorm geen extra – e achter. 
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op een – X (bv heureux) dan verandert de x in SE voor de vrouwelijke vorm (heureuse)
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op een – F (bv sportif) dan verandert de F in VE voor de vrouwelijke vorm (sportive) 
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op – ER (bv cher) dan verandert de ER in ÈRE voor de vrouwelijke vorm (chère)
  • Als een mannelijk bvnw eindigt op c (bv public) dan verandert c in que voor de vrouwelijke vorm (publique)

Slide 3 - Tekstslide

attention........
  • is er een verdubbeling van de slotmedeklinker + e wanneer een bvnw eindigt op el/en/et/as/on/eil => net- nette/ gras- grasse
  • Zijn er enkele onregelmatige bvnw’s :    Long/longue /frais-fraîche /gros-grosse/  gentil-gentille/  fou-folle/Sec-sèche/ doux-douce /blanc -blanche
  • De bvnw’s nouveau/ beau en vieux hebben een aparte mannelijke vorm ev wanneer het zn wat volgt begint met een klinker of stomme h:
Un bel arbre
Un nouvel ami
Un vieil hôtel
  • LET OP : deze vorm is alleen voor MANNELIJK EV => une belle amie / une nouvelle imprimante/ une vieille école!!

Slide 4 - Tekstslide

blanche
présente
absent
belle
heureux
gris
vieilles
un chat .......
des .......... dames
une ......... promenade
un père .....................
une mère ......................
un enfant ...............
une dame ...............

Slide 5 - Sleepvraag

Het bijwoord : 

- zegt iets over een werkwoord: 
Elle danse bien
zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord: 
 un très (bijwoord) bon danseur
zegt iets over een ander bijwoord: 
 elle danse merveilleusement bien

 


hoofdregel: 

=> je vormt een bw door - ment achter het bvnw te zetten: poli -poliment
=>  Als het bvnw niet op een klinker eindigt gebruik je de vrouwelijke vorm : doux => doucement 
=> bvnw eindigt op ENT => bw - EMMENT (fréquent => fréquemment)
 => bvnw eindigt op ANT => bw  -AMMENT ( constant => constamment)
=> uitzonderingen : bon => bien / mauvais => mal / meilleur => mieux 

Slide 6 - Tekstslide

vul een bvnw en een bijwoord in :
Elle a une..... voix et elle chante ...... (bon)

(komma zonder spatie ertussen)

Slide 7 - Open vraag

Mais son ami a une……………..……… voix et il chante ……………...(meilleur)

(komma zonder spatie ertussen)

Slide 8 - Open vraag

Tu n’es pas une ………………… élève, mais aujourd’hui tu as
…………….. travaillé. (mauvais)

A
mauvais- mauvaisement
B
mal-mauvaise
C
mauvaise-mal
D
mauvaise - male

Slide 9 - Quizvraag

il mène une vie....................... , il vit .....................(.dangereux)
(met komma zonder spatie)

Slide 10 - Open vraag

Les pronoms personnels  met nadruk of na een voorzetsel : 
Moi, j'ai chanté papaoutai hier soir!  (met nadruk)                                      MOI
Papa est parti sans toi! (na voorzetsel)                                                            TOI
Lui, il est parti tout seul.  (met nadruk)                                                              LUI
J'ai acheté les fleurs pour elle. (na voorzetsel)                                             ELLE
Cette chanson est pour nous, enfants abandonnés! (na vz)                  NOUS
Cette chanson est pour vous, pères absents! (na voorzetsel)              VOUS
Il n'est jamais très loin et pense à eux (na voorzetsel)                                EUX
il part très souvent travailler sans elles (na voorzetsel)                             ELLES

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Y et EN
Y en EN zijn onpersoonlijke voornaamwoorden.  Ze vervangen plaatsen en dingen. 

-  EN vervangt de + zelfstandig naamwoord
-  En wordt ook gebruikt bij aantallen : Tu veux des pommes? J'en veux trois / As-tu une pomme? J'en ai deux!
-  Y vervangt alle andere voorzetsels + zelfstandig naamwoord
Als er een heel werkwoord in de zin staat, dan komen Y en EN daarvoor! Net als bij de persoonlijk voornaamwoorden!
-> Elle veut en parler
-> Il veut y rester.
Als er geen heel werkwoord in de zin staat, dan komen Y en EN voor de persoonsvorm.

Slide 15 - Tekstslide

(sleep blauw over rood)
Tu vas à la médiathèque? 
Oui, j'...vais pour faire mes devoirs.
Tu bois du thé?
Oui, j'.... bois tous les matins. 
As-tu un casque? 
Helas, j'.... ai plus. 
Tu vas au cinéma?
Bien sûr j'.... vais cet après-midi.
Tu es allé sur la piste noire? 
Oui, j’..... suis allé.
Vous êtes au café? 
Non, nous n’..... sommes pas encore.
J’ai deux frères, j’.... ai deux.
y
en
en
y
y
y
en

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les Français aiment beaucoup les films artistiques

Slide 18 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Les  élèves posent des questions à leur prof.

Slide 19 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Olivier donne un ticket de film  à sa petite amie.

Slide 20 - Open vraag





Vervang het onderstreepte zinsdeel

Mes parents vont parler au directeur.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het juiste antwoord?
Je parle de mes vacances d'hiver.
A
J'y parle.
B
J'en parle.
C
Je y parle.
D
Je en parle.

Slide 22 - Quizvraag

Je vais parler des vacances d'automne.
A
J'en vais parler
B
Je vais parler en
C
Je vais en parler
D
je vais en d'été

Slide 23 - Quizvraag

Nous avons mangé au Macdo.
A
Nous y avons mangé.
B
Nous avons y mangé.
C
Nous avons mangé y.
D
Nous avons en mangé

Slide 24 - Quizvraag