H7 Oppervlakte en Inhoud

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

m ×10 / :10

m² ×100 / :100

m³ ×1000 / : 1000

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak jij de omrekenopdrachten?
A
Ik weet de schema's uit mijn hoofd.
B
Ik schrijf het rijtje altijd even op.

Slide 4 - Quizvraag

Aan de slag
Diagnostische toets 
blz 100
opdracht 1 en 2

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden vraag 1 en 2
vraag 1
5000 L
75000 cm²
800 ha
9 km
1,41 dL
6880 cm³
vraag 2

33 × 648 = 21 384 cL
Dit is 213,84 L
1 m³ = 1000 L
213,84 is minder dan 1000 L

Slide 6 - Tekstslide

oppervlakte vlakke figuren
De overige formules krijg je op je toetsblad.

opp driehoek = 0,5 × zijde × bijbehorende hoogte.
opp paralellogram = zijde × bijbehorende hoogte.
opp cirkel = straal² × π

Slide 7 - Tekstslide

Kan je de oppervlakte en omtrek berekenen?
A
ja, ik ga meteen de opdracht maken.
B
Ik bekijk eerst de video's daarna maak ik de opdrachten.
C
Ik ga de video's en de theorie op blz 62, 65 en 66 bekijken voordat ik de opdracht maak.
D
Ik bekijk eerst de theorie op blz 62, 64 en 66 en maak dan de opdrachten

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Aan de slag
Diagnostische toets
Blz 100
Opdracht 3, 4 en 5

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden vraag 3 t/m 5
vraag 3
hoogte = 6 cm
zijde = 5 cm
opp = 0,5 × 6 × 3 = 15 cm²
omtrek = 10 + 5 + 6,7 = 21,7 cm

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden vraag 3 t/m 5
vraag 4
splits de figuur in een driehoek, rechthoek en halve cirkel.
driehoek = 0,5 × 2 × 2,5 = 2,5 cm²
rechthoek = 3 × 2 =               6 cm²
halve cirkel = 0,5 × 1² × π = 1,570 cm²

Totaal 2,5 + 6 + 1,570 = 10,070 cm²

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden vraag 3 t/m 5
vraag 5
Omlijst de figuur met een rechthoek
rechthoek = 8 × 11=                         88 m²
driehoek boven = 2 × 0,5 × 3 × 4 = 12 m²
driehoek onder  = 2 × 0,5 × 8 × 1 =  8 m²

Totaal 88 - 12 - 8 = 68 m² = 10,070 cm²

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Kan je de oppervlakte van een ruimtefiguur berekenen?
A
ja, ik ga meteen de opdracht maken.
B
Ik bekijk eerst de video daarna maak ik de opdrachten.
C
Ik ga de video en de theorie op blz 69 bekijken voordat ik de opdracht maak.
D
Ik bekijk eerst de theorie op blz 69 en maak dan de opdrachten

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Aan de slag
Diagnostische toets
Blz 101
Opdracht 6 en 7

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden vraag 6 en 7
vraag 6
De deuren
buiten/binnenkant = 2 × 0,8 × 1,60 = 2,56 m²
zijkanten = 2 × 0,60 × 1,60 =             1,92 m²
bovenkant = 0,8 × 0,6 =                     0,48 m²

Totaal = 2,56 + 1,92 + 0,48 = 4,96 m²

Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden vraag 6 en 7
vraag 7
Straal = 7,5 cm, omtrek cirkel = π × 15
 
Boven/onderkant = 2 × 7,5² × π = 353,429... cm²
Mantel = omtrek cirkel × hoogte
                                20 × π × 15 = 942,477... cm²
Totaal 353,43 × 942,48 = 1296 cm²

Slide 24 - Tekstslide

De volgende formules krijg je op je toetsblad.

Inhoud balk, cilinder, prisma = Oppervlakte grondvlak x hoogte​

Inhoud kegel, piramide = Oppervlakte grondvlak x hoogte : 3​
Inhoud kegel, piramide = 1/3 x Oppervlakte grondvlak x hoogte​


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Kan je de inhoud van een ruimtefiguur berekenen?
A
ja, ik ga meteen de opdracht maken.
B
Ik bekijk eerst de video daarna maak ik de opdrachten.
C
Ik ga de video en de theorie op blz 74 en 76 bekijken voordat ik de opdracht maak.
D
Ik bekijk eerst de theorie op blz 74 en 76 en maak dan de opdrachten

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Video

Aan de slag
Diagnostische toets
Blz 101
Opdracht 8 en 9

Slide 29 - Tekstslide

Antwoorden vraag 8 en 9
vraag 8
opp grondvlak = 10 × 10 = 100 cm²
hoogte = 24 cm

Inhoud is 100 × 24 : 3 = 800 cm³
800 cm³ = 0,8 dm³ = 0,8 L

Slide 30 - Tekstslide

Antwoorden vraag 8 en 9
vraag 9
Je herkent een prisma en een piramide
Prisma = 36 × 8 = 288 m³

Piramide = 36 × 3 : 3 = 36 m³

Totaal = 288 + 36 = 324 m³

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Kan je met de vergrotingsfactor werken?
A
ja, ik ga meteen de opdracht maken.
B
Ik bekijk eerst de video's daarna maak ik de opdrachten.
C
Ik ga de video's en de theorie op blz 81 en 84 bekijken voordat ik de opdracht maak.
D
Ik bekijk eerst de theorie op blz 81 en 84 en maak dan de opdrachten

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Aan de slag
Diagnostische toets
Blz 102
Opdracht 10 en 11

Slide 37 - Tekstslide

Antwoorden vraag 10 en 11
vraag 10
vergrotingsfactor = 250
oppervlakte echte vijver = 4 × 250² = 250 000 cm² = 25 m²

vraag 11
4,6 : 2,944 = 1,5625
√1,5625 = 1,25

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Kan je met de vergrotingsfactor werken?
A
ja, ik ga meteen de opdracht maken.
B
Ik bekijk eerst de video's daarna maak ik de opdrachten.
C
Ik ga de video's en de theorie op blz 88 en 91 bekijken voordat ik de opdracht maak.
D
Ik bekijk eerst de theorie op blz 88 en 91 en maak dan de opdrachten

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Aan de slag
Diagnostische toets
Blz 102
Opdracht 12 en 13

Slide 44 - Tekstslide

Antwoorden vraag 12 en 13
vraag 12
vergrotingsfactor = 1,5
Inhoud grote dropzak = 300 × 1,5³ =1012,5 cm³

vraag 13
6,5 : 2,4 = 15,6 
     15,6 = 2,498 = 2,50

Slide 45 - Tekstslide