Quiz 1.1 1.2 1.3

Staatsinrichting 
van Nederland
Oefenen voor SE

H1.

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Staatsinrichting 
van Nederland
Oefenen voor SE

H1.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke politieke stroming hoort deze persoon?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is dit?
A
Abraham Kuyper
B
Pieter Jelles Troelstra
C
Ferdinand Domela Nieuwenhuis
D
Herman Schaepman

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke partij hoort deze persoon?
A
Vrijheidsbond
B
Anti-Revolutionaire Partij (ARP)
C
Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP)
D
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP)

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8 uur werken
8 uur slapen
8 uur vrije tijd

Welke partij wil dit bereiken voor de arbeiders?
A
SDAP
B
Vrijheidsbond
C
RKSP
D
ARP

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke partij wilde algemeen kiesrecht voor mannen?
A
ARP
B
SDB
C
SDAP
D
liberale Unie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke politieke leider kwam op voor de 'gewone mens' of 'kleine luyden'?
A
Schaepman
B
Thorbecke
C
Troelstra
D
Kuyper

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland kreeg in 1848 een nieuwe grondwet. Hieronder staan vier uitspraken over deze grondwet. Welke twee uitspraken zijn juist?
A
Met de nieuwe grondwet werd de schoolstrijd opgelost.
B
Nederland werd een constitutionele monarchie.
C
Het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging werd in de grondwet vastgelegd.
D
De nieuwe grondwet was het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent dat
A
De minister is verantwoordelijk voor zichzelf
B
De minister moet verantwoording afleggen aan de koning
C
De minister moet verantwoording afleggen aan het parlement
D
De minister moet verantwoording afleggen aan de minister-president

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jorge Zorreguieta zal noch bij de verloving noch bij het huwelijk van zijn dochter Máxima met kroonprins Willem-Alexander aanwezig zijn. Het koninklijk huis en de Argentijnse schoonfamilie hebben zich er door minister-president Kok van laten overtuigen dat het in het belang van het huwelijk is dat de schoonvader er niet bij is. Vanavond verloven kroonprins Willem-Alexander en zijn vriendin Máxima Zorreguieta zich op paleis Noordeinde. Daar zullen zij zich presenteren aan het Nederlandse volk.

Welk begrip past het best bij deze bron?
A
constitutionele monarchie
B
onschendbaarheid
C
ministeriële verantwoordelijkheid
D
democratie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1960 was er een groot tekort aan woningen. Daarom vond de Tweede Kamer dat er extra woningen moesten worden gebouwd. Het kabinet weigerde dit, omdat er niet genoeg bouwvakkers waren. Daarop moest het kabinet aftreden.
Welke uitspraak bij de tekst is juist?

Bij een ruzie tussen het kabinet en de Tweede Kamer:
A
bepaalt de koning(in) wie gelijk heeft.
B
is de Tweede Kamer de baas.
C
worden de leden van de Tweede Kamer ontslagen.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Socialisten vinden ... het allerbelangrijkste:
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
veiligheid
D
vrije tijd

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Liberalen vinden ... het aller belangrijkste
A
vrijheid
B
gelijkheid
C
geld
D
geloof

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zaten er lang geen socialisten in de Nederlandse regering?
A
De socialisten waren net opgericht en moesten nog bekend worden.
B
Mensen dachten dat de socialisten gevaarlijk waren
C
De koning wilde niet dat er socialisten macht zouden krijgen.
D
Er was censuskiesrecht, daardoor mochten alleen de 'rijken' stemmen.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel leden heeft de Eerste Kamer?
A
45
B
55
C
65
D
75

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
130
D
150

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vrijheid van onderwijs is een grondrecht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De sociale kwestie ging over de slechte leefomstandigheden voor arbeiders in de fabrieken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koning Willem I stemde in met het maken van de grondwet van 1848.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke zuil hoort hetgeen je in deze foto ziet?
A
Socialisten
B
Protestanten
C
Rooms-Katholieken
D
Liberalen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nieuw in de Grondwet van 1848 was:
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
De regering is de hoogste macht
D
Recht op onderwijs

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kwamen in Europa in 1848 veel mensen in opstand?
A
Ze wilden van een dictatuur naar een monarchie
B
Ze wilden een soort Europese Unie vormen
C
Ze wilden meer te zeggen hebben door een grondwet
D
Ze wilden oorlog door hun nationalisme

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met Klassieke Grondrechten?
A
Rechten die al vanaf de tijd van de Romeinen in de wet staan
B
Vrijheidsrechten die in de grondwet sinds 1848 zijn vastgelegd
C
Alle rechten die in de grondwet van 1848 stonden
D
Het recht op huisvesting , onderwijs en medische zorg

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De koning zegt op tv iets over het vluchtelingenbeleid van de regering. De minister van Binnenlandse Zaken krijgt hierdoor problemen. Waarom?
A
De koning iis niet altijd aanwezig in de Tweede Kamer dus de minister beantwoordt de vragen
B
De koning is onschendbaar, hij mag daarom zeggen wat hij wil.
C
De minister is de woordvoerder van de koning
D
De koning is onschendbaar en de minister verantwoordelijk

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Censuskiesrecht betekent dat...
A
Je mag stemmen als je genoeg belasting betaalt
B
Iedereen mag stemmen
C
Je kiest wie er koning wordt
D
Als je van adel bent mag je stemmen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij socialisme?
A
Gelijkheid, algemeen kiesrecht, verdeling rijkdom
B
Gelijkheid, geloof, ieder voor zich, algemeen kiesrecht
C
Arbeiders, geloof, armoede, sociale kwestie
D
Arbeiders, vereniging, schoolstrijd, overheid

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wil een sociaaldemocraat (1) en wat wil een communist (2)?
A
1. Zowel bijzonder als openbaar onderwijs. 2. Alleen maar openbaar onderwijs.
B
1. Democratie zonder koning 2. Alleen een democratie
C
1. Zoveel mogelijk gelijkheid, maar wel via verkiezingen. 2. De macht grijpen met revolutie, alles eigendom van de staat.
D
1. Ook vrouwenkiesrecht 2. Alleen censuskiesrecht

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarover ging de Schoolstrijd?
A
ruzie tussen openbare scholen en bijzondere scholen
B
openbare scholen willen geld van de overheid
C
bijzondere scholen willen dezelfde schoolboeken als openbare scholen
D
katholieke en protestantse scholen willen, net zoals openbare scholen, geld van de overheid

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer werd de Schoolstrijd opgelost?
A
1917
B
1925
C
1914
D
1919

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een minister wordt door een kamerlid gedwongen tot een debat. Van welk recht maakt het kamerlid dan gebruik?
A
Recht van interpellatie
B
Recht van amendement
C
Recht van initiatief
D
Recht van budget

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een kamerlid komt met een wetsvoorstel. Van welk recht maakt dit kamerlid dan gebruik?
A
Recht van interpellatie
B
Recht van amendement
C
Recht van initiatief
D
Recht van budget

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Politieke stroming die vrijheid belangrijk vindt.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vrouwenbeweging die streed voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het kinderwetje van Van Houten gaat over:
A
leerplicht
B
verbod op kinderarbeid
C
je mocht maar 2 kinderen krijgen
D
toeslag voor ouders met kinderen.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


 ➤Wie zullen het vooral met de inhoud van deze toespraak eens zijn geweest?

Gebruik de bron
A
de armen en de liberalen
B
de armen en de socialisten
C
de rijken en de liberalen
D
de rijken en de socialisten

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


➤Over welk doel van deze vakabond gaat de tekening?
Gebruik de bron
A
meer woningen
B
hogere lonen
C
veiligheid in de fabriek
D
kortere werkdagen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Socialisten vinden ................... het allerbelangrijkste:
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
veiligheid
D
vrije tijd

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vond er een rechtszaak plaats tegen een communist. De rechter zei op een bepaald moment: “IK bepaal welke wet hier geldt. IK maak hier de wet.”


Speelt deze rechtszaak zich af binnen een dictatuur of binnen een rechtsstaat? En is er sprake van scheiding van de machten of niet?


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De rechtszaak speelt zich af
A
binnen een dictatuur, want er is geen scheiding van de machten.
B
binnen een dictatuur, want er is wel scheiding van de machten.
C
binnen een rechtsstaat, want er is geen scheiding van de machten.
D
binnen een rechtsstaat, want er is wel scheiding van de machten.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies




Volgens de Trias Politica heeft één iemand de macht.
Volgens de Trias Politica heeft één iemand de macht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Pagina 169 (conceptboek)

A
Troelstra
B
Kuyper
C
Thorbecke
D
Schaepman

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Thorbecke
B
Troelstra
C
Schaepman
D
Kuyper

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Caoutchouc artikel heeft als gevolg dat:
A
Iedereen mag stemmen
B
Alle mannen mogen stemmen
C
De kiesdrempel steeds lager wordt
D
Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rechten hebben zowel de Eerste als de Tweede Kamer?
A
recht van enquête recht van begroting
B
recht van initiatief recht van begroting
C
recht van amendement recht van enquête
D
recht van amendement recht van initiatief

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Recht van amendement
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is géén taak van de Eerste Kamer?
A
Recht van budget
B
Recht van enquete
C
recht van amendement
D
recht van interpellatie

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies