OAV 8 angst en dwang

Jeugd- en gehandicaptenzorg
OAV - orthoagogische vraagstellingen

les 8
angststoornissen
dwangstoornissen

WELKOM!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Orthoagogische vaardighedenSecundair onderwijs

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Jeugd- en gehandicaptenzorg
OAV - orthoagogische vraagstellingen

les 8
angststoornissen
dwangstoornissen

WELKOM!

Slide 1 - Tekstslide

planning lessen
  • Vandaag, les 8:  evaluatie thema's les 6 en 7 + angst- en dwangstoornissen 
  • Les 9: op school - psychogeriatrische stoornissen (dementie)
  • Les 10:  lesvervangende opdracht (uitleg in les 9)

Slide 2 - Tekstslide

vandaag
toets

angststoornissen

dwangstoornissen (OCD)

Slide 3 - Tekstslide

angststoornissen
intro, filmpjes, cursus

Slide 4 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij angst...?

Slide 5 - Tekstslide

angststoornis zelftest

11 vragen..
hou voor jezelf bij hoe vaak je  'nooit - soms - regelmatig' scoort

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Video

Angststoornissen
  • buitensporige en duidelijk niet realistische angst met impact op het dagelijks leven.
  • paniekstoornis, specifieke fobieën, sociale angststoornis

  • getuigenis: Maaike is angstig als ze over de markt loopt en omdat ze denkt dat ze zal moeten overgeven.
  • filmpje 4' wat, kenmerken, impact, oorzaken, behandeling 

Slide 9 - Tekstslide

1

Slide 10 - Video

00:59
Dus ...
  • Maaike wordt misselijk als ze over de markt loopt.
  • Ze denkt dat dat komt omdat ze moet overgeven.
  • Het is ook mogelijk dat ze misselijk is omdat ze spanning ervaart.. maar dat beseft ze pas in de therapie.

Welke van deze 2 gedachtes het meest waar is, moet ze nu uitzoeken.

Slide 11 - Tekstslide

Angst ...?
  1. = een natuurlijke reactie bij gevaar, waar je je bedreigt voelt
  2. = een emotie, zorgt dat je lichaam klaar is om het gevaar 'te lijf te gaan'
  3. heeft een psychische factor: het gevoel van onveiligheid, bedreiging, er gaat iets vreselijks gebeuren, ...
  4. heeft een duidelijke lichamelijke factor : duizeligheid, transpireren, verhoogde bloeddruk, hartkloppingen, verwijde pupillen, rusteloosheid, flauwvallen, verhoogde hartslag, beven, vlinders in de buik, frequent moeten plassen, ...(niet noodzakelijk allemaal aanwezig).


Slide 12 - Tekstslide

Wanneer is angst 'gestoord'?
  1. bij een sterk overdreven angstreactie in vergelijking met 'het gevaar'
  2.  de angst hindert het functioneren
  3. typisch voor angststoornissen: mensen wéten meestal wel dat hun gedachtes niet realistisch zijn (ziektebesef), maar hebben de angst niet onder controle
  4. vaak: vermijdingsgedrag als 'oplossing' omdat de situatie 'doorstaan' ondraaglijk is

Slide 13 - Tekstslide

3 soorten angststoornissen
paniek
fobieën
sociale angst

Slide 14 - Tekstslide

paniekstoornis
Paniek =  = golf van intense angst of intens onbehagen

paniekstoornis is gekenmerkt door
  • terugkerende, onverwachte paniekaanvallen
  • hyperventilatie (lichamelijke factor)
  • heel intense angst, binnen enkele minuten een piek
  • 4 of meer symptomen

  • Getuigenis Sofie 2'
  • Lees 'Leo' in je cursus: vind je de symptomen?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

welke fobieën ken je zoal?

Slide 17 - Tekstslide

Specifieke fobie
  • Fobie = een irrationele, intense en steeds weerkerende vrees voor een ding, een activiteit of een situatie. Dit leidt tot de dwingende behoefte om het gevreesde ding, activiteit of situatie te vermijden
  • Angst voor een welbepaalde situatie en daardoor sterk vermijdingsgedrag tonen
  • Lees: mevrouw Tilburg

Slide 18 - Tekstslide

kenmerken specifieke fobie
►    Uitgesproken angst of vrees voor een specifiek object of een specifieke situatie (zoals vliegen, hoogtes, dieren)
►    Het object of situatie van de fobie roept bijna altijd onmiddellijk angst of vrees op.
►    Het object of situatie van de fobie wordt bewust vermeden, of alleen verdragen met intense angst of vrees.
►    De angst of vrees is buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat het specifieke object of de specifieke situatie met zich meebrengt, de sociaal-culturele context in acht genomen.

Slide 19 - Tekstslide

specifieke fobieën
  •  Diertype: angst uitgelokt door dieren of insecten vb. honden, slangen, spinnen, muizen,..
  •  Natuurtype: angst uitgelokt dor een object in de natuur zoals storm, hoogtes, of water
  •  Bloed-injectie-verwonding type: angst uitgelokt door het zien van bloed of een wonde of door het krijgen van een injectie of andere medische technieken.
  • Situationeel type: angst uitgelokt door een specifieke situatie zoals openbaar vervoer, tunnels, bruggen, liften, vliegen, autorijden of afgesloten ruimten.
Veel voorkomende enkelvoudige fobies:
  •   Claustrofobie (angst in kleine ruimtes)
  •   Hoogtevrees
  •  angst voor onweer

Slide 20 - Tekstslide

fobieën (angst) zijn aangeleerd
leerproces via:
  •  Een slechte ervaring: u bent bijvoorbeeld ooit gebeten door een hond. Dat kan in sommige gevallen een aanleiding zijn voor een hondenfobie.
  •  Wat anderen hebben meegemaakt of zeggen: wanneer uw ouders heel bang zijn voor bijvoorbeeld honden en ze telkens de straat oversteken wanneer een hond komt aangewandeld, dan kan het zijn dat u door die ervaringen een hondenfobie zal ontwikkelen.
  • Informatie via een andere weg die ons enorm veel schrik aanjaagt: verhalen over honden die mensen aanvallen en levensgevaarlijk verwonden.

Slide 21 - Tekstslide

Sociale angst
aanhoudende angst voor een of meerdere situaties waarin men blootgesteld kan worden aan onderzoek/kritiek door anderen.
Vrees om iets te doen waardoor men zich in ogen van anderen belachelijk maakt

  • de angst om niet meer te kunnen spreken in publiek, zich te verslikken tijdens de maaltijd, niet te kunnen urineren op het toilet, te trillen als men iets moet schrijven in aanwezigheid van anderen, dwaze uitspraken te doen of niet te kunnen antwoorden

Slide 22 - Tekstslide

dwangstoornissen
Felien 3': wat + impact + behandeling
OCD: obsessies en dwanghandeling

Slide 23 - Tekstslide

dwangstoornissen / OCD
Wat weten jullie er over?

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

dwangstoornis: kenmerken
Iemand heeft een dwangstoornis wanneer hij dwanggedachten (obsessies) of dwanghandelingen (compulsies) heeft die
  • veel tijd opslokken,
  •  veel last veroorzaken
  • en het dagelijks functioneren verstoren.
  • typisch: ongewenst en 'hoort niet bij mij'
  • functie: bescherming tegen de angst, onrust of gevoel dat er iets ernstigs gaat gebeuren

Slide 26 - Tekstslide

Obsessies: dwanggedachten
  • Steeds terugkerende en aanhoudende ideeën, gedachten, gevoelens, neigingen of beelden
  • ervaren als zinloos of opdringerig,
  • veroorzaken uitgesproken angst of ongemak

  • => andere gedachten moeten deze angsten dan weer onderdrukken
  • De persoon weet en erkent dat de gedachten uit zijn eigen geest voortvloeien (dus geen waangedachten)

Slide 27 - Tekstslide

Compulsies: dwanghandelingen
  • herhaalde, doelgerichte en bewuste gedragingen die de persoon
  • volgens bepaalde regels op steeds dezelfde manier stelt
  • als antwoord op een dwanggedachte.
  • functie = neutraliseren van de spanning en het tegemoet komen aan de dwanggedachten.  
  • vaak totaal geen verband met de situatie die men wil verhinderen.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

tijd voor een kleine afsluiter :)

Slide 30 - Tekstslide

OCD is een ...
A
angststoornis
B
dwangstoornis

Slide 31 - Quizvraag

angststoornissen zijn...
A
genetisch bepaald
B
aangeleerd

Slide 32 - Quizvraag

Bij angsstoornissen is ook vaak sprake van een dwangstoornis, maar niet altijd
A
Nee, het is omgekeerd
B
Ja, dat klopt

Slide 33 - Quizvraag

Sommige mensen schrobben urenlang hun handen, vermijden contact met kranen en wc’s of durven niemand nog een hand geven. Anderen moeten na ieder uitstapje opnieuw douchen. Nog anderen stofzuigen dagelijks urenlang.
A
Controledwang
B
Was-, schoonmaak- of poetsdwang
C
Dwanggedachten over geweld
D
Dwangmatige perfectie of netheid

Slide 34 - Quizvraag

Een persoon met deze dwanggedachten ziet in zijn hoofd bv. beelden dat hij iemand aanvalt, in elkaar slaat of aanrijdt. Of is bang dat hij met eens schaar of mes zijn eigen kinderen iets aan doet
A
Controledwang
B
Was-, schoonmaak- of poetsdwang
C
Dwanggedachten over geweld
D
Dwangmatige perfectie of netheid

Slide 35 - Quizvraag

Zo iemand controleert bv. steeds opnieuw of het gas uit is, de deur op slot is, de auto wel in de garage staat. Vaak moet hij een bepaalde handeling enkele keren herhalen, bv. vijf maal de sleutel in het slot omdraaien.
A
Controledwang
B
Was-, schoonmaak- of poetsdwang
C
Dwanggedachten over geweld
D
Dwangmatige perfectie of netheid

Slide 36 - Quizvraag

gedachten: het is niet goed, netjes of perfect genoeg. Zo iemand is de hele tijd bezig dingen recht te zetten en op te ruimen. Hij kan bv. urenlang bezig zijn om zich goed te scheren of om bloemen in een vaas te schikken.
A
Controledwang
B
Was-, schoonmaak- of poetsdwang
C
Dwanggedachten over geweld
D
Dwangmatige perfectie of netheid

Slide 37 - Quizvraag

We sluiten af :)
volgende week op school... een volledige les!
dementie... met ervaringsuitwisseling, voorbeelden, filmmateriaal en oefeningen.
+ de nodige informatie voor de laatste les op 6 mei

Slide 38 - Tekstslide