angststoornis

5. Angststoornissen
Enkele afspraken:
  • vertel wat je kwijt wil
  • respect voor elkaar
Tekst
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
GedragswetenschappenHoger onderwijs

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

5. Angststoornissen
Enkele afspraken:
  • vertel wat je kwijt wil
  • respect voor elkaar
Tekst

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoelen
  • Ik ken het verschil tussen angst en een angststoornis. 
  • Ik kan aan de hand van de symptomen een angststoornis herkennen.
  • Ik kan fysieke symptomen van een angststoornis herkennen in een casus.
  • Ik kan cognitieve symptomen van een angststoornis herkennen in een casus.
  • Ik kan verschillende angststoornissen omschrijven. 
  • Ik kan omschrijven hoe angststoornissen kunnen ontstaan. 
  • Ik kan enkele verpleegkundige aandachtspunten omschrijven bij ZV met angststoornissen.
  • Ik kan omschrijven welke verpleegkundige interventies kunnen toegepast worden in het omgaan met angst
  • Ik kan een verpleegplan m.b.t. tot angst opmaken.  

Slide 3 - Tekstslide

Wat versta jij onder angst?

Slide 4 - Woordweb



Angst is een normaal gevoel.
Waar ben jij bang voor?

Slide 5 - Tekstslide

Wat voel jij als je angstig bent?

Slide 6 - Open vraag

5.1. Wat is angst?
* Basisemotie die hoort bij stress

* Verhoogde staat van paraatheid bij een bedreigende of gevaarlijke situatie

* Positief signaal van ons lichaam. 
Overlevingsmechanisme.

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer spreek je van een angststoornis?

Slide 8 - Open vraag

5.2. Wanneer noemen we angst pathologisch?
  • Als het de normale ontwikkeling van de persoonlijkheid remt.
  • Als de angst niet in verhouding is met tot de objectief bedreigende situatie.
  • Een 'angstklacht' waarbij angst het belangrijkste symptoom is. 

Slide 9 - Tekstslide

5.3. Angststoornis - DSM V
  • Een excessieve angst en bezorgdheid (bange voorgevoelens) die gedurende minstens zes maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn en betrekking hebben op een aantal gebeurtenissen of activiteiten.
  •  “De betrokkene vindt het moeilijk om zijn of haar bezorgdheid onder controle te houden.”
  • “De angst en bezorgdheid gaan gepaard met minimaal drie van de volgende zes symptomen: “rusteloosheid; snel vermoeid raken; moeite met concentreren; prikkelbaarheid; spierspanning; slaapstoornis.”
  • “De angst, de bezorgdheid of de lichamelijke klachten veroorzaken beperkingen in het sociale of beroepsmatig functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.”
  • “De stoornis kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis.” 

Slide 10 - Tekstslide

Wie is bekend met of heeft ervaring met een angststoornis?

Slide 11 - Tekstslide

Welke verschillende soorten angststoornissen ken je?

Slide 12 - Woordweb

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
Oefening per 2 met kaartjes.
Tijd: 10'

Opdracht: Koppel de angststoornis aan de bijpassende uitleg.

Klaar? Kijk in de cursus p 68 of je het correct hebt.

Slide 13 - Tekstslide

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
  • Separatie-angststoornis of scheidingsangst
  • Een niet bij de ontwikkelingsfase passende, bovenmatige angst om gescheiden te worden van diegene aan wie men gehecht is. 

Slide 14 - Tekstslide

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
  • Selectief mutisme
  • Het consistent niet spreken in sociale situaties waarin het wel verwacht wordt, ondanks het feit dat men in andere situaties wel spreekt.

Slide 15 - Tekstslide

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
  • Specifieke fobie
  • Uitgesproken vrees voor een specifiek object of specifieke situatie.
    vb hoogtevrees
    .

Slide 16 - Tekstslide

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
  • Sociale angststoornis
  • Duidelijke angst voor één of meerdere sociale situaties waarbij men blootgesteld wordt aan mogelijke kritische beoordeling door anderen.
    vb niet durven bellen.

Slide 17 - Tekstslide

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
  • Paniekstoornis
  • Steeds terugkerende onverwachte paniekaanvallen, met tussendoor angst voor een nieuwe paniekaanval.

Slide 18 - Tekstslide

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
  • Angorafobie of straatvrees.
  • Duidelijke angst voor en het vermijden van situaties waaruit men denkt moeilijk te kunnen ontkomen of waarin men moeilijk hulp zou kunnen krijgen bij een paniekaanval. 



Slide 19 - Tekstslide

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
  • Gegeneraliseerde angststoornis 
    Buitensporige, aanhoudende angst en piekergedachten, die langer dan 6mnd duurt, over een verscheidenheid aan dagelijkse onderwerpen. 

Slide 20 - Tekstslide

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
  • Angststoornis door een middel/medicatie:
  • Angststoornis die voortkomt uit het middelengebruik of de ontwenning ervan. Deze angstklacht is ernstiger dan de angstsymptomen die horen bij de intoxicatie of de ontwenning.

  • Angststoornis door een somatische aandoening
  • De angstklacht wordt veroorzaakt door een lichamelijke aandoening. De angstklachten zijn dezelfde als bij een angststoornis maar hebben een fysieke oorzaak. 

Slide 21 - Tekstslide

5.4. Indeling angststoornissen volgens DSM V
Andere psychische stoornissen waarbij angst op de voorgrond staat:
* Obsessieve-compulsieve stoornis = dwangstoornis
(obsessie = dwanggedachten; compulsies = dwanghandelingen)
* Posttraumatische-stressstoornis: stressstoornis veroorzaakt door een trauma die je zelf meemaakte of die je van nabij ervaren hebt waardoor men last heeft van herbelevingen, veranderingen in je denken/stemming, veranderingen in je alertheid en reactievermogen en waarbij je bepaalde situaties gaat vermijden. 

Slide 22 - Tekstslide

Enkele angststoornissen onder de loep.

Slide 23 - Tekstslide

5.4.2. Specifieke fobie
(p72-73)

= Uitgesproken vrees voor een specifiek object of specifieke situatie.

  • Meer dan 200 fobieën 
  • Blootstelling aan fobische stimulus => onmiddellijke angstrespons die niet in verhouding is met het werkelijk gevaar. 
  • Bewust van het feit dat de angst niet reëel is, maar toch blijft men de stimulus vermijden. Ontsnappingsmogelijkheden en sterkte van blootstelling bepaald de angstgraad. 

Slide 24 - Tekstslide

5.4.2. Specifieke fobie (p72-73)
4 categorieën volgens DSM-V  
dierentype: angst voor honden, katten, spinnen, slangen, insecten, knaagdieren,...
begint meestal in de
kindertijd



natuurtype: angst voor storm, hoogten, onweer, water
begint meestal in de
kindertijd
angst voor injectie, bloed, verwonding type:
vasovagale respons




situationeel type: tunnels, bruggen, vliegen, liften, ...
meestal aangeleerd

Slide 25 - Tekstslide

5.4.2. Specifieke fobie (p72-73)
Ontstaan 
  • aangeleerd via modeling
  • aangeleerd na pijnlijke gevolgen na confrontatie
    vb meemaken van een auto-ongeluk
  • aangeboren. Uitvergroting van 'noodzakelijke' angsten. 
    vb. hoogte is gevaarlijk => uitvergroot= hoogtevrees

Mensen die prikkelgevoelig, verlegen, geremd en angstvallig zijn, ontwikkelen vaker een fobie.  

Slide 26 - Tekstslide

5.4.3. Angorafobie of straatvrees. 
(p73)
= Duidelijke angst voor en het vermijden van situaties waaruit men denkt moeilijk te kunnen ontkomen of waarin men moeilijk hulp zou kunnen krijgen bij een paniekaanval. 

  • Leidt vaak tot vermijden van situaties 
  • Situaties lukken vaak beter in gezelschap van vertrouwd persoon
  • meestal aangeleerd (door modeling of na blootstelling aan 
    pijnlijke gevolgen van een riskante situatie)
  • Behandeling: antidepressiva+ soms anxiolytica

Ervaarde jij meer angst na de aanslagen in Zaventem  en metro van 22/03/2016  of inrijden met auto tijdens markten/carnaval/... ? 


Slide 27 - Tekstslide

5.4.4. Sociale angststoornis = sociale fobie
(p73-75)

= Duidelijke angst voor één of meerdere sociale situaties waarbij men blootgesteld wordt aan mogelijke kritische beoordeling door anderen.

  • angst voor sociale prestatiesituaties (angst voor vernedering in sociale situaties of angst om voor een publiek een handeling te moeten stellen). De confrontatie leidt tot een angstrespons. 
  • Onderverdeling:
    - specifieke vorm: podiumvrees waarbij de angst zich beperkt tot de (faal)angst bij het spreken in het openbaar.
    - gegeneraliseerde vorm: angst komt voor in verschillende situaties. Vaak wat contactschuwe mensen die alleen of bij hun ouders wonen. Beroepskeuze die alleen kan uitgeoefend worden

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht sociale angststoornis
  • Luister aandachtig naar het volgende filmpje

  • GROEP 1: Wat denkt Luthina die last heeft van een sociale angststoornis.
  • GROEP 2: Hoe uit de sociale angststoornis zich bij Luthina?  (Wanneer/in welke situaties heeft ze er last van)

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Opdracht sociale angststoornis
GROEP 1: Wat denkt Luthina die last heeft van een sociale angststoornis? 

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht sociale angststoornis
  • GROEP 2: Hoe uit de sociale angststoornis zich bij Luthina? 



  • Welke vorm van sociale angststoornis heeft ze? 

Slide 32 - Tekstslide

5.4.4. Sociale angststoornis 
(p73-75)
ONTSTAAN:
  • ontstaat meestal in de tienerjaren.
  • vaak voorvloeiend uit schuchterheid, teruggetrokkenheid.
  • kan geleidelijk of na een stresserende gebeurtenis ontstaan. 

BEHANDELING:
kortdurende cognitieve gedragstherapie via Exposure.  

Slide 33 - Tekstslide

5.4.6. Separatie- angststoornis = verlatingsangst 
(p76-77-78)
= Een niet bij de ontwikkelingsfase passende, bovenmatige angst om gescheiden te worden van diegene aan wie men gehecht is.  
Hechtingsfiguren : ouders, vrienden, partner of kinderen. 

  • Komt voornamelijk voor bij kinderen in de hechtingsfase.
vb bang om voor het eerst naar school te gaan. 
  • Verdwijnt vaak als ze aan de nieuwe omgeving gewend zijn.
  • Hoort bij de ontwikkeling, teken van veilige gehechtheidsrelaties.
  • Soms uitgroeien naar stoornis bij steeds opnieuw van streek geraken bij scheiding, ook soms ongerustheid over welzijn van de hechtingspersoon (bang dat hen iets ergs overkomt)

Slide 34 - Tekstslide

5.4.6. Separatie-angststoornis
(p76-77-78)
gedrag bij het kind: 
  • klampen zich vast, of blijven dicht in de buurt, 
  • in de gaten houden, 
  • bij de ouders/ broers/zussen in bed willen slapen, 
  • niet op schoolreis of bij vriendjes durven logeren, indien wel heimwee.
  • zich terugtrekken van sociaal contact
  • verdriet als ze gescheiden worden
  • moeite met concentreren op spel of activiteit

Slide 35 - Tekstslide

5.4.6. Separatie- angststoornis 
(p76-77-78)
Bij volwassenen: voortdurende en persisterende excessieve angst om gescheiden te worden van hun hechtingsfiguur of om alleen te zijn, of om het huis te verlaten naar werk of school.


gedrag bij de volwassene:
  • voortdurend willen weten waar de ander is,
  • nachtmerries met thema verlating
  • moeite met veranderende situaties (verhuis, nieuw werk, trouwen)
  • afhankelijke en overbezorgde houding.
=> relationele problemen veroorzaken omwille van claimend gedrag 
wat soms resulteert in het verbreken van de relatie => de angst wordt bevestigd
.

Slide 36 - Tekstslide

5.4.6. Separatie-angststoornis (p76-77-78)
Ontstaan &Behandeling
Ontstaan:
  • vaak na een ingrijpende gebeurtenis: verhuis, immigratie, overlijden familielid/huisdier, door partner bedrogen worden,... 
  • zelden ontwikkeling na kinderjaren. Stoornis bij volwassenen herkennen ook de symptomen die ze als kind hadden. Periodes waarin stoornis meer of minder aanwezig is.
  • Soms als symptoom van andere psychiatrische ziektebeelden vb borderline PHS

Behandeling: 
combinatie individuele psychotherapie, cognitieve gedragstherapie, gezinstherapie en anxiolytica.

Slide 37 - Tekstslide

5.4.1. Paniekstoornis- Beschrijving
( p70-72)
= Steeds terugkerende onverwachte paniekaanvallen, met tussendoor angst voor een nieuwe paniekaanval.
  • Na 10min wordt het hoogtepunt bereikt
  • Hyperventilatie is vaak de aanzet tot een paniekaanval. 
  • Paniekaanvallen met somatische en cognitieve symptomen.
  • Belangrijkste kenmerk:
                    -steeds terugkerende onverwachte paniekaanvallen.
                    -erg bezorgd voor het hebben van een volgende paniekaanval, de gevolgen of de
                     gedragingen die ermee gepaard gaan.
  • Paniekaanvallen leiden vaak tot agorafobie.
    1e aanval in Carrefour => vermijden van de Carrefour => vermijden van alle drukke plaatsen.

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht angststoornis.
  • Luister aandachtig naar het volgende filmpje
    met het meisje Nala  en de jongen Mette.

  • GROEP 1: welke fysieke symptomen ervaart het meisje?
  • GROEP 2: welke gedachten/cognitieve symptomen ervaart het meisje? 
  • GROEP 3: welke fysieke symptomen ervaart de jongen?
  • GROEP 4: welke gedachten/cognitieve symptomen ervaart de jongen?

cognitieve symptomen: gebruik ook p86 - emotioneel en cognitief

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Opdracht angststoornis.
  • GROEP 1: welke fysieke symptomen ervaart het meisje?
  • GROEP 3: welke fysieke symptomen ervaart de jongen?
  • aanvulling p85.

  • GROEP 2: welke gedachten/cognitieve symptomen ervaart het meisje?
  • GROEP 4: welke gedachten/cognitieve symptomen ervaart de jongen?
  • aanvulling  p86.

Slide 41 - Tekstslide

5.4.1. Paniekstoornis - Oorzaak
( p70-72)
-Biologisch: lage neurochemische drempel voor vechten of vluchten.
-Psychisch: overdreven gefocust op lichamelijke gewaarwordingen en hieraan een negatieve uitleg geven waardoor ze nog meer lichamelijke gewaarwordingen ervaren.  (vicieuze cirkel)

Slide 42 - Tekstslide

5.4.1. Paniekstoornis - differentiaaldiagnose
( p70-72)
Paniekaanvallen komen ook voor bij andere aandoeningen.
-bij ontwenning aan een verslavend middel
- veroorzaakt door stimulerende middelen (dieetpillen, decongestiva, amfetaminen, cocaïne, cafeïne)
- overactiviteit van de schildklier
- bij andere angststoornissen. (vb de gegeneraliseerde angststoornis)

Slide 43 - Tekstslide

5.4.1 Paniekstoornis  (p70-72)  
Behandeling


  • Anxiolytica (Stesolid®, Valium®, Seresta®, Xanax®, Rivotril®...) vaak in combinatie met antidepressiva en psychotherapie. Anxiolytica wordt afgebouwd zodra beide laatste effect beginnen te hebben. 

  • Cognitieve Gedragstherapie

Slide 44 - Tekstslide

5.4.5 Gegeneraliseerde angststoornis
(p75-76)
= Buitensporige, aanhoudende angst en piekergedachten, die langer dan 6mnd duurt, over een verscheidenheid aan dagelijkse onderwerpen. 
  • Chronisch gemoedstoestand die erg uitputtend en ondoelmatig is. 
  • Symptomen: rusteloosheid, vermoeidheid, concentratieverlies, irritatie, spierspanning, slaapstoornissen. 
  • Volwassenen: zorgen over beroepsverantwoorlijkheden, financiën, gezondheid, dagdagelijkse dingen.
  • Kinderen: zorgen over prestaties en bekwaamheden. Perfectionistisch

Slide 45 - Tekstslide

5.4.5 Gegeneraliseerde angststoornis (p75-76)
Ontstaan
  • Vaak samen met stemmingsstoornissen en andere angststoornissen.
  • Ontstaat meestal in de kindertijd
  • Onzekere/angstige ouders of ouders die hoge verwachtingen stellen dragen dit over naar hun kind of scheppen klimaat waarin angst gedijt. Deze angst wordt vaak in stand gehouden door de ouders.

Slide 46 - Tekstslide

5.4.5 Gegeneraliseerde angststoornis (p75-76)
Behandeling
- Cognitieve gedragstherapie: verminderen denkfouten en piekeren.
- Buspar®
- vaak ook antidepressiva voor behandeling van depressie 

Slide 47 - Tekstslide

5.5. Verpleegkundige benadering van zorgvragers met angststoornissen
  • observeren: kadert de angst niet in een andere primaire pathologie (ontwenning, psychose, depressie, organische stoornis...)
  • hyperventilatie bij een paniekaanval 
                     tekort aan CO2         versus                  overgevoeligheid aan CO2



     => geen plastic zakje, geen ademhalingsoefening (focus ligt al te veel op fysieke gewaarwordingen) want lokt meer angst uit.

Slide 48 - Tekstslide

5.5. Vpk benadering van ZV met angststoornissen.
verpleegkundige aandachtspunten
  • Wanneer de zorgvrager behandeld wordt met gedragstherapie/cognitieve therapie, dan is de verpleegkundige hiervan op de hoogte en kent haar verpleegkundig aandeel
  • De verpleegkundige kent het belang van ontspanning/ relaxatieoefeningen: zie VGZ mindfulness app
  • De verpleegkundige is alert op automedicatie en/of alcoholmisbruik

Slide 49 - Tekstslide

5.6. Standaardverpleegplan bij angst/vrees.
overlopen PES-structuur p 82-85

Slide 50 - Tekstslide

Stel jezelf in een angstig moment voor: hoe wil je dat er op zo'n moment met jou omgegaan wordt?

Slide 51 - Open vraag

Verpleegkundige interventies
Individuele opdracht: 
  • Lees p 87-88 verpleegkundige interventies en 
    p 89-89 concrete aanvullingen en tips bij de beredeneerde interventies.
  • Duid in je cursus 10 tips aan die jij voor jezelf het belangrijkst vindt in de begeleiding van zorgvragers met een angststoornis.  

Klaar: doorblader dan nog eens je cursus ter voorbereiding van de schriftelijke evaluatie. 

Slide 52 - Tekstslide

Afronding met evaluatie

Slide 53 - Tekstslide