4V imperativo / ser y estar

El programa de hoy
  • Repetición imperativo afirmativo
  • Repetición woordvolgorde
  • Ser y estar
  • Lesdoel: een  verhaaltje schrijven over jezelf waarbij je de juiste woordvolgorde toepast en de werkwoorden ser en estar op de juiste manier vervoegt
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

El programa de hoy
  • Repetición imperativo afirmativo
  • Repetición woordvolgorde
  • Ser y estar
  • Lesdoel: een  verhaaltje schrijven over jezelf waarbij je de juiste woordvolgorde toepast en de werkwoorden ser en estar op de juiste manier vervoegt

Slide 1 - Tekstslide

1. Wat is de imperativo volgens jou?
2. In welke situaties gebruik je deze tijd?

Slide 2 - Open vraag

El imperativo (gebiedende wijs)
  • Advies te geven.
  • Aanwijzingen te geven.
  • Een bevel te geven.

Vosotros

Slide 3 - Tekstslide

Imperativo

Slide 4 - Tekstslide

Tú-vorm

Slide 5 - Tekstslide

Imperativo

Slide 6 - Tekstslide

¿Cómo se dice 'Schrijf (jij) een kaart!'?
A
¡Escribe una carta!
B
¡Escriba una carta!
C
¡Escribi una carta!
D
¡Escrebe una carta!

Slide 7 - Quizvraag

¿Cómo se dice 'Praat (jij) minder!'?
A
¡Hable menos!
B
¡Habla más!
C
¡Habla menos!
D
¡Hable más!

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de imperativo:
Usted (comer.........menos.
A
coma
B
comes
C
come
D
coméis

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de imperativo

(mirar, usted), ¡qué bonito!
A
mira
B
miras
C
mire
D
miren

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de imperativo

(visitar, tú) la iglesia.
A
visita
B
visitas
C
visite
D
visitad

Slide 11 - Quizvraag

Consejos para vivir en los tiempos de Corona
Ahora en grupos de 2 o 3, escribe consejos para poder vivir bien en los tiempos de COVID-19. ¿Qué recomendáis (aanbevelen?)?
Inventa un mínimo de 5 consejos que sirven para vosotros.
Ejemplo: ¡Come sano!

timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Escribe los consejos aquí (mínimo 5)

Slide 13 - Open vraag

Ahora: woordvolgorde
Wat is volgens jou de juiste woordvolgorde van een Spaanse zin?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Traduce:
Vanochtend om 8 uur hebben wij een broodje gegeten

Slide 16 - Open vraag

Traduce:
Ik heb deze week gegeten in een mooi restaurant

Slide 17 - Open vraag

¿Ser o estar?
Estar
  1. Zich bevinden --> El gato está en el sofa
  2. Tijdelijke staat --> Estoy cansada
  3. Burgerlijke staat --> Mi amiga está casada

Slide 18 - Tekstslide

¿Ser o estar?
Ser
  1. Wie je bent --> Soy Rosa
  2. Nationaliteit --> ¿eres holandés?
  3. Beroep --> mi madre es profesora
  4. Karaktereigenschappen/uiterlijk --> soy alta(o)
  5. De tijd -->son las doce
Permanente toestand: ser    ----   tijdelijke toestand: estar

Slide 19 - Tekstslide



(yo) estoy
(tú) estás
(el, ella, usted) está
(nosotros/as) estamos
(vosotros/as) estáis
(ellos, ellas) están


ik ben
jij bent
hij, zij is / u bent
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Estar
Zijn
(zich bevinden)

Slide 20 - Tekstslide

'Ser' = zijn
yo
soy
eres
él/ella/usted
es
nosotros
somos
vosotros
sois
ellos/ellas
son

Slide 21 - Tekstslide

Noem een gebruiksregel van het werkwoord estar en van het werkwoord ser

Slide 22 - Open vraag

¿Ser of Estar?
uiterlijke kenmerken
A
ser
B
estar

Slide 23 - Quizvraag

El supermercado y la panadería(ser/estar) al lado del cine
A
es
B
está
C
son
D
están

Slide 24 - Quizvraag

Kies tussen ser/estar:
Vosotros..........en la escuela.
A
sois
B
estáis

Slide 25 - Quizvraag

Kies tussen ser/estar:
Mi libro ....... encima de la mesa.
A
es
B
está

Slide 26 - Quizvraag

¿Dónde _____ (ser) tus amigos?
Hoy, nosotros______(estar) en clase 233.
Y tu madre, ¿cómo ________(ser)?
Yo _______ (estar) en la casa de mi abuela
Vosotros _____ (estar) en Barcelona.
María y Javier_____(ser) los padres de Alberto.
Nosotros ______(ser) hombres altos
Yo _______ (ser) Rubén, ¡Encantado! 
están
estamos
está
estoy
estáis
son
somos
soy

Slide 27 - Sleepvraag

Escribe y habla
Ahora: escribe algo sobre ti mismo (individualmente) utilizando ser / estar & juiste woordvolgorde
- Stel jezelf voor (naam, leeftijd, nationaliteit)
- Vertel op welke school je zit en in welk jaar
- Vertel wat je hobby's zijn
- Vertel wat over je karakter
- Vertel hoe je je nu voelt

timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

1. Wat heb je geleerd?
2. Wat is er nog niet duidelijk?
Mañana: indefinido
timer
1:00

Slide 29 - Open vraag