2.7 Grammatica les 1

Grammatica 2.7
  • Lesboek en etui op de hoek van je tafel
  • Pak je leesboek en ga rustig lezen

  • Vandaag 2.5 Woorden afronden
  • Vandaag 2.7 Grammatica starten

  • nog vragen over fictiedossier?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 2.7
  • Lesboek en etui op de hoek van je tafel
  • Pak je leesboek en ga rustig lezen

  • Vandaag 2.5 Woorden afronden
  • Vandaag 2.7 Grammatica starten

  • nog vragen over fictiedossier?

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica 2.7
  • Hoofdstuktoets 2 op 27 november gaat over de paragrafen
  •  2.3 Lezen
     2.5 Woorden
     2.7 Grammatica
     2.8 Spelling

Slide 2 - Tekstslide

Woorden 2.5
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leerdoel

In deze paragraaf leer je:
  • wat een synoniemen zijn

Slide 3 - Tekstslide

Woorden 2.5
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: synoniemen blz. 143

Woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.
- Dat antwoord is juist.                          = Dat antwoord is correct.
- In het algemeen let iedereen op.    = Meestal let iedereen op.  
- Dat is een perfect voorstel                 = Dat is een volmaakt voorstel.

Kom je een onbekend woord tegen in een tekst, kijk dan of er synoniem in de buurt staat.

Bijvoorbeeld : Hij heeft een goede relatie met zijn ouders, met andere woorden hij heeft een hechte band met ze.

Slide 4 - Tekstslide

2.5 Woorden
  • Maak de opdrachten 15 en 16  (blz. 143 - 144)
  • We gaan de antwoorden bespreken.
  • Oefen later online ook de woorden met : test jezelf

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica 2.7
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leerdoel

In deze paragraaf leer je:
  • de woordsoorten zelfstandig naamwoord (zn), lidwoord (lw) en werkwoord (ww) benoemen

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica 2.7
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: zin, woord, woordsoort blz. 155

Elk woord in een zin kan je een naam geven (benoemen). Je zegt dan wat voor soort woord het woord is.

LET OP
Dit is wat anders dan de zin in zinsdelen verdelen

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica 2.7
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: zelfstandig naamwoord en lidwoord blz. 156, 157

Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor:
- mensen      tante, oom, vader, leerling, docent, 
- dieren          kat, hond, hamster, koe, paard
- planten       tulp, roos, eik, gras
- dingen        stoel, mobieltje, raam


Slide 8 - Tekstslide

Grammatica 2.7
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: zelfstandig naamwoord en lidwoord blz. 156, 157

Een zelfstandig naamwoord (zn) is ook een woord voor

- namen         Rijswijk,  Johan, Maas, Ijselmeer    (het zijn eigen namen)
- begrippen   liefde, respect, geloof, belofte         (je kan het niet vast pakken)

Zelfstandig naamwoorden kun je
- in het meervoud zetten                 : leerling  - leerlingen, raam - ramen
- een verkleinwoord van maken   : raam - raampje , paard - paardje

Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten : de, het of een


Slide 9 - Tekstslide

Grammatica 2.7
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: zelfstandig naamwoord en lidwoord blz. 156, 157

Er zijn en 3 lidwoorden (lw): de, het, een

Een lidwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

- de jongen   -  het meisje  - de fiets  - het plan  -  de ketting  - de vriendin - een vis


Slide 10 - Tekstslide

2.7 Grammatica
  • Maak de opdrachten 6 a, 7 en 10 (blz. 156 - 158)

  • Ben je klaar ga dan in paragraaf 2.5 Woorden oefenen met 'Test jezelf' of met 'de Woordtrainer'.  

Slide 11 - Tekstslide

Afspraken over lezen
  • Start van de les begin je met
     10 minuten lezen in je boek.
  • Daarna boek op de hoek van je
     tafel.
  • Aan het einde van de les zet je
      het boek netjes  op kleur terug
      in de kast.

Slide 12 - Tekstslide