SW1, H11 Transport Les 4: Bloedvaten en Bloeddruk

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Het bloed gutst eruit...

§11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid

Vorige les

Hart ontleden!!

Deze les

• Herkennen bloedvaten - slagader, aders en haarvaten
  Je kunt van ieder bloedvat kenmerken noemen.
• Bloeddruk - waarom meten we dit? Waar komt de bloeddruk vandaan?
• Wat zijn de gevaren van een lage of hoge bloeddruk?

Kenmerken slagaders en aders

Bouw:

1. Leidt af van BINAS 84C2:
   Tenminste 2 verschillen tussen slagaders en aders.
   
   Bloedstroom: 
2. Waar stroomt het bloed naar toe of vanaf bij slagaders en aders? Leidt af van 84A.
   1 verschil.
   
   Eigenschappen bloed:
3. Let op: hoeveelheid zuurstof, bloeddruk.

Alle kenmerken gevonden denk je?

Haal bij mij, docent, bloedvaten op en zoek uit welk bloedvat ik ben.

Stop, controleer eerst! Oefenen

Vragen die horen bij deze stof:

11.2 vraag 18, 20, 21, 24 en 25

Maak deze via nectar online en ga daarna (de volgende les) verder.

Bloeddruk meten

bloeddruk

Bloeddruk

Neem de grafiek hiernaast over.

Y-as: geen astitel, geen aantallen.

X-as: gebruik Nederlandse namen:

Slagader - haarvaten - aders

A) Verklaar de 3 punten in de grafiek.

B) Schets in de grafiek de stroomsnelheid.

Klaar? start met vragen 11.3

1, Slinger

2 en 3
Afname in druk

Stuur hier je grafiek in.

Hoe ontstaat bloeddruk?

- Samenknijpen hart (systolische druk/bovendruk)

- Kringspieren in bloedvaten

Mogelijke andere redenen:

- Atherosclerose

- Alcohol, roken, zout eten

- Stress

Bloeddruk, te hoog/laag

Hoge bloeddruk -> beschadiging bloedvaten

Lage bloeddruk -> flauwvallen

Stroomsnelheid

BINAS 84E

Slagaders - hoge druk en
hoge stroomsnelheid.

Haarvaten - Bloeddruk en stroomsnelheid nemen geleidelijk af.

Aders - bloeddruk laagst, stroomsnelheid neemt toe.

Aan de slag!

Gebruik de vragen om meer te leren over de bloeddruk:

Huiswerk voor volgende week woensdag

Maak van §11.2 de vragen 11.2 vraag 18, 20, 21, 24 en 25

en maak §11.3 Bloeddruk en stroomsnelheid:

11.3 vraag 27 en 28, 30, 31, 35, 38 en 42