Introductie elektriciteit
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Twee negatieve ladingen...
A
Trekken elkaar aan
B
Stoten elkaar af
C
Hebben geen invloed op elkaar
Slide 4 - Quizvraag
Een elektron en een proton
A
Trekken elkaar aan
B
Stoten elkaar af
C
Hebben geen invloed op elkaar
Slide 5 - Quizvraag
Je laadt een voorwerp op zodat het positief geladen wordt;
wat is er gebeurd?
wat is er gebeurd?
A
Je hebt elektronen toegevoegd aan het voorwerp
B
Je hebt protonen toegevoegd aan het voorwerp
C
Je hebt elektronen weggehaald bij het voorwerp
D
Je hebt protonen weggehaald bij het voorwerp
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Voor 1 coulomb lading heb je nodig......
A
Extreem weinig elektronen
B
Extreem veel elektronen
C
Dat ligt aan de stroomsterkte
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Bij een blikseminslag verplaatst er -50C in 2,0ms.
Hoe groot is de stroomsterkte?
Hoe groot is de stroomsterkte?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
3,7 coulomb lading stroomt door de stroomkring, en krijgt een hoeveelheid energie van 851 joule mee.
De spanningsbron heeft dan een spanning van:
De spanningsbron heeft dan een spanning van:
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Een batterij van 1,5 V sluit je aan op een fietslampje. Het stroompje dat gaat lopen voorziet het lampje van energie.
Hoeveel energie heeft 1 elektron bij zich?
Hoeveel energie heeft 1 elektron bij zich?
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Een wasmachine staat anderhalf uur aan. In die tijd gebruikt de wasmachine 4,1MJ. De gemiddelde stroomsterkte is 6,9A.
Bereken op welke spanning deze wasmachine is aangesloten.
Bereken op welke spanning deze wasmachine is aangesloten.
