2.2 Stroom en spanning en 2.3 weerstand.

 2.2 Stroom en spanning 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

 2.2 Stroom en spanning 

Slide 1 - Tekstslide

 Lading
Planning:
  • Uitleg 2.2.
  • Start werkbladen.
Leerdoelen:
  • Statische elektriciteit
  • verband tussen stroom spanning en lading

Slide 2 - Tekstslide

Statische elektriciteit
Als twee voorwerpen over elkaar wrijven wordt een voorwerp elektrisch geladen, het voorwerp is statisch
  1. Het voorwerp trekt andere voorwerpen aan.
  2. Er kunnen vonkjes overspringen. Die kun je horen (als geknetter) en zien / voelen.

Slide 3 - Tekstslide

2 soorten lading

  • Materie, opgebouwd uit atomen: positieve (+) en negatieve (-) lading

  • Neutraal voorwerp:  evenveel  + als - lading
Neutron
  • Kern
  • Niet geladen
  • Kan niet verplaatsen
Proton
  • Kern
  • Positief geladen
  • Kan niet verplaatsen
Elektron
  • Negatief geladen
  • Kan verplaatsen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Elektronen
  • Geladen voorwerp krijg je door bijvoorbeeld met een doek of ballon te wrijven.
  • Door wrijving springen elektronen                                               (deze zitten in de schil) over.
  • Protonen bewegen niet                                                                             in een vaste stof.

Slide 6 - Tekstslide

Elektroscoop

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Lading [Coulomb]
Eén elektron heeft een negatieve lading van:



zie BINAS T7
( elementaire lading ) 




De lading van een elektron is dus erg klein. Met een verhoudingstabel kunnen we uitrekenen hoeveel elektronen samen één coulomb aan lading vormen: 



e=1,6021019 C
???????????

Slide 10 - Tekstslide

Lading [Coulomb]

Slide 11 - Tekstslide

Les 3
Laatse deel 2.2 en start 2.3
Leerdoel: 
- Rekenen met lading spanning en stroom (2.3).
- Rekenen met weerstand (2.3)

Slide 12 - Tekstslide

Lading [Coulomb]

Slide 13 - Tekstslide

Lading en stroomsterkte




Q = lading [C]
I = stroomsterkte [A]
t = tijd [s]








stroomsterkte (I) = hoeveelheid lading die in een bepaalde tijd door de schakeling stroomt. 







De ampère [A] = coulomb per seconde [C/s].
Q=It
I=tQ

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Practicum.
We bouwen nu dezelfde schakeling als gisteren met de lampjes. 

We meten de stroomsterkte en de spanning.

Noteer ook je waarden zie tabel op je bord!

Slide 16 - Tekstslide

Wat is spanning?
Aantekeningen!

- Stroomsterkte is de hoeveelheid lading per seconde.

- Spanning is de hoeveelheid energie per lading.

Slide 17 - Tekstslide

Bereken hoeveel elektronen er passeren  per minuut als je een stroom van 0,25A meet? Bereken  eerst de totale lading.

Bereken dit in je schrift.

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel elektronen passeren er per minuut als je een stroom van 0,25A meet? bereken eerst de totale lading met Q = I x t

gegeven: 
I = 0,25A     de lading van 1 elektron is q = 1,6 x 10-19C
 formule:
Q = I x t 




Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel elektronen passeren er per minuut als je een stroom van 0,25A meet? bereken eerst de totale lading met Q = I x t

gegeven: 
I = 0,25A     de lading van 1 elektron is q = 1,6 x 10-19C
 formule:
Q = I x t 




gevraagd:
 Q = ... C ? & aantal elektronen

uitwerking: 
t = 1 min = 60 s 
Q = I x t = 0,25 x 60 = 15 C

aantal elektronen = totale lading (Q) / lading 1 elektron (q)

aantal elektronen = 15 : 1,6 x 10-19 = 9,38 x 1019


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

2.2 Samenvatting
  • Geladen voorwerp krijg je door wrijving
  • 2 soorten lading: positieve en negatieve.
  • Alleen, de negatief geladen, elektronen kunnen van een voorwerp naar een ander voorwerp bewegen
  • lading van een elektron q = - 1,6*10-19 C
  • Hoeveelheid lading  Q die door draad stroomt reken je uit met  Q = I * t

Slide 23 - Tekstslide

Deze les
- Korte uitleg 2.3
- Practicum combinatie schakeling (dit heeft ook met 2.4 te maken)
- Maken R vragen 2.1 en 2.2 
Leerdoelen:
- Wat is de wet van ohm en hoe reken je ermee.
- Wat is een ohmse en niet ohmse weerstand.

Slide 24 - Tekstslide

Weerstand R [Ω]
Weerstand geeft aan hoe goed stroom wordt tegen gehouden
Elk apparaat heeft weerstand
  • meer weerstand → minder stroom
  • minder weerstand → meer stroom

Slide 25 - Tekstslide





De stroomsterkte hangt af van de spanning en de weerstand
Formule van Ohm





R= weerstand in ohm [Ω]
U = spanning  [V]
I = stroomsterkte [A]

weerstand berekenen

Slide 26 - Tekstslide

Ohmse weerstand
  • U en I rechtevenredig
  • weerstand R is altijd hetzelfde
  • Wat is de helling vd grafiek?
(I-U)-diagram

Slide 27 - Tekstslide

Niet-ohmse weerstand
De weerstand is niet constant

Reken R uit bij 1 V en bij 5V

Dit is een zogenaamde PTC weerstand

Slide 28 - Tekstslide

U, I en R wat betekenen ze?
Spanning (U) - Volt [V]
geeft energie mee aan de lading
U
Stroomsterkte (I) - Ampère [A]
Lading per seconde
I
Weerstand (R) - Ohm [Ω]
geeft aan hoe goed stroom wordt tegen gehouden

R

Slide 29 - Tekstslide

Les 4
- Terugblik 2.3
- Uitleg bijzondere weerstanden (ook 2.3)
- Opstart 2.4 (indien voldoende tijd)
- Afmaken werkblad t/m 2.3 

Slide 30 - Tekstslide

U, I en R wat betekenen ze?
Spanning (U) - Volt [V]
geeft energie mee aan de lading
U
Stroomsterkte (I) - Ampère [A]
Lading per seconde
I
Weerstand (R) - Ohm [Ω]
geeft aan hoe goed stroom wordt tegen gehouden

R

Slide 31 - Tekstslide

Bijzondere weerstanden.
PTC

LDR

DIODE / LED

Slide 32 - Tekstslide

Maken R vragen 2.3

Slide 33 - Tekstslide

demo elektroscoop

Slide 34 - Tekstslide

Demo vd graaf generator.

Slide 35 - Tekstslide