tekstverbanden 4.2

hf 4.2 Talent
  activerende teksten
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

hf 4.2 Talent
  activerende teksten

Slide 1 - Tekstslide

Activerende teksten
Doel:    lezer tot actie aanzetten
               (+ informatie geven  -  om lezer over te halen)

Activerende teksten:  
*  reclame (lezer overhalen, bijv om iets te kopen)
* oproep (lezer uitnodigen iets te doen, bijv geld doneren, lid                              worden)

Slide 2 - Tekstslide

Beeld en opmaak  (= lay-out)

middel om aandacht te trekken

opmaak:   verdeling over pagina, keuze van lettertype en                                       lettergrootte, gebruik van kleur

beeld:         afbeeldingen bij tekst

Slide 3 - Tekstslide

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 4 - Woordweb

De volgende tekstdoelen kennen we:

  • informeren
  • overtuigen
  • activeren/tot handelen aansporen
  • amuseren

Slide 5 - Tekstslide

De volgende tekstsoorten kennen we:

  • informatieve teksten
  • betogende teksten
  • activerende teksten
  • amuserende teksten

Slide 6 - Tekstslide

Tekstdoelen

Slide 7 - Tekstslide

Goed leren: 
Het verschil tussen:
  • tekstdoel (werkwoord!)
  • tekstsoort (...... tekst)
  • tekstvorm (voorbeelden daarvan)

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg nieuwe lesstof
Tekstdoel: welk doel heeft de schrijver met een tekst? 
 informeren/ overtuigen/ activeren/ amuseren

Tekstsoort: alle teksten met hetzelfde tekstdoel!
informatieve tekst / betogende.../ activerende.../ amuserende...

Tekstvorm: in welke vorm is de tekst gegoten? 
nieuwsbericht/ schoolboektekst/ ingezonden brief/ recensie/ advertentie

Slide 9 - Tekstslide

Tekstvormen

Tekstvormen zijn voorbeelden die bij de verschillende tekstsoorten horen.

Even oefenen...

Slide 10 - Tekstslide

Een nieuwsbericht is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 11 - Quizvraag

Een column is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 12 - Quizvraag

Een oproep is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 13 - Quizvraag

Een handleiding is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 14 - Quizvraag

Een boekbespreking is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 15 - Quizvraag

Een folder is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel ?
Er zitten twee vliegen op het kale hoofd van een oude man. Zegt de ene vlieg: 'Weet je nog dat we hier vroeger verstoppertje speelden?'

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel?
Het KNMI waarschuwt voor winterse buien.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van deze zin?
Elke school hoort een vrouwelijke directeur te hebben. 

Slide 19 - Tekstslide

reclame of oproep?
* Ken jij iemand die een leven  heeft gered: een paard uit de sloot gevist, iemand gereanimeerd? We zoeken mensen die opvallen door een grote of kleine heldendaad. 
Mail ons het verhaal...

* Het voorjaar komt eraan. Is je fiets al klaar voor veelvuldig gebruik? Kom langs voor een lentebeurt. We kijken je fiets na  en repareren waar nodig. Vanaf €49,95

Slide 20 - Tekstslide

Welk merk hoort bij de volgende slogan?

'Er is geen betere.'
A
Philips
B
Miele
C
Samsung
D
Zanussi

Slide 21 - Quizvraag

Welk merk hoort er bij de volgende slogan?
'Wast een berg, kost een beetje.'

Slide 22 - Open vraag

Wat is de woordgrap?



'We hebben je hart nodig ' (Hartstichting)

Slide 23 - Tekstslide

Slogans

Slide 24 - Woordweb

Slagzinnen (slogans)
  • aantrekkelijke belofte doen: Direct verzekeren, direct resultaat  (Ohra)
  • belangrijke eigenschap noemen: Het zuiverende water  (bronwater)
  • gebruik maken van rijm: Duyvis, als er een fuif is!
  • woordgrap maken
  • tegenstelling: Veel voor weinig  (Hema)
  • humor gebruiken: Lijkt nergens op  (VPRO)

Slide 25 - Tekstslide

4.2 Lezen 
les 2

tekstverbanden

Slide 26 - Tekstslide

timer
1:00
Welk tekstverbanden ken je (nog)?

Slide 27 - Woordweb

tekstverbanden

- opsommend
- tijdsvolgorde/chronologisch
- tegenstellend
- uitleggend
- redengevend
- concluderend
signaalwoorden

-ook, bovendien, daarnaast, zowel .. als, ten eerste, ten slotte

- eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl,

- maar, echter, toch, daarentegen

-bijvoorbeeld, met andere woorden, zoals, dat wil zeggen

- want, omdat, daarom, immers, namelijk

- dus, dan ook, hieruit volgt, concluderend

Slide 28 - Tekstslide

- samenvattend

- oorzaak gevolg


- middel/doel

- voorwaardelijk



- kortom, samenvattend, al met al,

- doordat, daardoor, waardoor, met als gevolg, zodat




- met als doel, waarmee, daarmee

- als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve, op voorwaarde dat,

Slide 29 - Tekstslide

'Tegenover, maar, hoewel' zijn signaalwoorden die horen bij het tekstverband...
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Concluderend
D
Tegenstellend verband

Slide 30 - Quizvraag

timer
0:20
Signaalwoord van

tegenstellend

verband

Slide 31 - Woordweb

timer
1:00
Signaalwoord van

redengevend

verband

Slide 32 - Woordweb

timer
0:20
Signaalwoord van

opsommend

verband

Slide 33 - Woordweb

timer
0:20
Signaalwoord van

concluderend

verband

Slide 34 - Woordweb

Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 35 - Quizvraag

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 36 - Quizvraag

Als eerste moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 37 - Quizvraag

Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 38 - Quizvraag

tekstverbanden - oefenzinnen
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

Welk signaalwoord? Welk tekstverband?

Slide 39 - Tekstslide

Antwoord
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.
maar = signaalwoord = tegenstellend verband

Slide 40 - Tekstslide

Vraag
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.


Welke signaalwoorden? Welk tekstverband?

Slide 41 - Tekstslide

Antwoord
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.

bovendien - ook nog = signaalwoorden
Opsommend tekstverband

Slide 42 - Tekstslide

Vraag
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter of zelfs een degradatiekandidaat bij een topclub punten kon weghalen.

Signaalwoord? Tekstverband?

Slide 43 - Tekstslide

Antwoord

Het is dit jaar bijvoorbeeld .... ...weghalen.

bijvoorbeeld = signaalwoord = toelichtend verband

Slide 44 - Tekstslide

En nu aan de slag...
Dit doe je op het LWP en huiswerk: 
maken van Talent lezen H4
opdr. 4, 5, 6 en 7  &  opdr 8, 9, 10 en 11
Zoek een voorbeeld van een ideële reclame en bedenk wat het maatschappelijk doel is en wat de boodschap is.

 + boek lezen (C-boek, WO2, boekposter)

toetsen / opdrachten inleveren
NE
-Je kent de tekstverbanden met de signaalwoorden.
-Je weet wat ideële reclame is. 
-Je kunt de boodschap van een ideële reclame benoemen. 
Inleveren:
opdracht over
ideële reclame.

Vóór vrijdag 17 mei.  
Zie studiewijzer...

Slide 45 - Tekstslide