Le verbe avoir

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Le verbe avoir

We gaan even oefenen!

Avoir

1. zijn
2. hebben
3. doen/maken
4. gaan

Avoir: dit werkwoord is...

1. regelmatig
2. onregelmatig

COMBINEZ:

Avoir: il,elle,on

Avoir: nous

Avoir: vous

Avoir: ils,elles

Avoir: tu

Avoir: j'

avons

nemen

ai

avez

as

a

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Kies de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)

1. ai
2. ont
3. avez
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. ont
4. avons

Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp

Grammaire 'Avoir'  hebben

ik heb

jij hebt

hij/zij/men heeft 

wij hebben

jullie hebben/ u heeft

zij hebben

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)

1. ai
2. as
3. a
4. ont

Ik begrijp hoe ik het werkwoord avoir moet vervoegen.

Oui, c'est facile (makkelijk)! :)

Ça va... (het gaat wel)

Non, c'est difficile (moeilijk). :(

Vul aan met avoir.
J'.....

Vul aan met avoir.
Tu.....

Vul aan met avoir.
Elle.....

Vul aan met avoir.
Nous.....

Vul aan met avoir.
Vous.....

Vul aan met avoir.
Ils/elles.....

Vul aan met avoir.
Patrick.....

Vul aan met avoir.
Louise et Emma.....