• Wat is LessonUp
  • Zoeken
  • Kanalen
  • AI-tools

    Beta

‹Terug naar zoeken

Lesson 27

Lesson 27
what to learn today?

Check homework- words and reading
Grammar bites: adverbs and adjectives
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 6 min

Onderdelen in deze les

Lesson 27
what to learn today?

Check homework- words and reading
Grammar bites: adverbs and adjectives

Slide 1 - Tekstslide

AR p. 112 ex.2

merchandise- handelswaar         contemporary- modern, van nu
fostering-  aanmoedigend            proportion- verhouding
reputable -  eervol                               composition -samenstelling
thriving -  bloeiend,                           unprecedented- ongekende
authentic- echt, autentiek


Slide 2 - Tekstslide

allright.secure.malmberg.nl

Slide 3 - Link

to do: adverbs and adjectives
adverb: bijwoord
adjective: bijvoeglijke naamwoord

AR: U3 L4 pp. 115-116
ex 7, 8 if done you can make ex 9

Slide 4 - Tekstslide

adjectives -what is it like?
are words, that tell something about nouns. 
Examples: big, small, interesting, beautiful. 

In the Dutch language – like in English – we say the adjectives before the noun. 
For example: mooie bloem (beautiful flower), stoute jongen (naughty boy), grote auto (big car)

Slide 5 - Tekstslide

adverb -how?
 a word that modifies (describes):
- a verb (he sings loudly)
- an adjective (very tall)
- another adverb (ended too quickly), 
- even a whole sentence (Fortunately, I had brought an umbrella.)

most of the time:     .......LY
but: well...                    good-well

Slide 6 - Tekstslide

!!!
friendly- adjective                                    in a friendly way  -adverb
silly          - adjective                                    in a silly way
lonely       -adjective                                   in a lonely way

good                                                                  well
what is it like?                                               how?


Slide 7 - Tekstslide

hard  - hardly
He worked hard.
He worked hardly.

Hij heeft goed gewerkt. ( hard)
Hij heeft bijna niet gewerkt. (hardly)

Slide 8 - Tekstslide

allright.secure.malmberg.nl

Slide 9 - Link

homework
Online: Versterk jezelf
Adjective of adverb? Gebruiken
Onregelmatige adverbs (bijwoorden) gebruiken


Revise: Irregular Verbs - first column

Slide 10 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

Lesson 27

December 2024 - Les met 10 slides
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Unit 3.4 Kenya (22 January 23/24)

January 2024 - Les met 20 slides
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Adjectives and adverbs

April 2024 - Les met 20 slides
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Adjectives and Adverbs

April 2024 - Les met 10 slides
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

The Difference Between Adjectives and Adverbs

February 2024 - Les met 11 slides

Adjectives and Adverbs

June 2024 - Les met 15 slides
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Adverbs

February 2025 - Les met 49 slides
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Adverb or adjective

October 2023 - Les met 34 slides
EnglishMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
LessonUp
Algemene voorwaardenPrivacy StatementCookie StatementContact
Nederlands

Onze cookies

Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.

Bewerk instellingen