Adjectives and Adverbs

1 / 10

Slide 1: Tekstslide

EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Lesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

ADJECTIVE (bijvoeglijk nw)

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

That is a beautiful painting.

adjective noun

At the party, they were playing loud music.

adjective noun

Slide 2 - Tekstslide

ADVERB (bijwoord)

1. Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.

He talked nervously.

She laughs loudly.

verb adverb

Slide 3 - Tekstslide

ADVERB (bijwoord)

2. He has a remarkably loud voice

3. She laughs very loudly

2. Zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord

3. Zegt iets over een ander bijwoord.

Slide 4 - Tekstslide

ADVERB = ADJECTIVE + LY

adjective: the beautiful girl

adverb: she sings beautifully

Slide 5 - Tekstslide

SPELLING:

Adjective: Adverb: terrible terribly

easy easily

Slide 6 - Tekstslide

ADJECTIVE/ADVERB:

adjective: ends with -ic (fantastic)

adverb: +ally (fantastically)

adjective: ends with -ly : He is a friendly person.

adverb: He treated me in a friendly way/ manner.

Slide 7 - Tekstslide

Regelmatig vs Onregelmatig

Slide 8 - Tekstslide

LET OP:

ADJECTIVE: ADVERB:

a fast car He drives fast. (fastly bestaat niet)

Ann is a hard worker. Ann works hard. (hardly = nauwelijks)

The train was late. He woke up late this morning.

(lately = de laatste tijd)

This was a fair decision. You must play fair. (fairly = tamelijk)

Slide 9 - Tekstslide

https://www.ego4u.com/en/cram-up/grammar/adjectives-adverbs/exercises

Slide 10 - Tekstslide