8.2 t/m 8.4 Emancipatiebewegingen zoals liberalisme, socialisme en nationalisme



Geschiedenis
Introductie
8.2 t/m 8.4 Emancipatiebewegingen zoals liberalisme, socialisme en nationalisme
Geschiedenis
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



Geschiedenis
Introductie
8.2 t/m 8.4 Emancipatiebewegingen zoals liberalisme, socialisme en nationalisme
Geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Napoleon verslagen bij Waterloo
  • Zoon van gevluchte stadhouder  Willem V wordt koning Willem I
  • Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel 
  • Nederland is nu een constitutionele monarchie:

  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Nederland rond 1815

  • economie: landbouw en handel belangrijkst
  • natuurlijke energiebronnen als wind- en spierkracht
  • nauwelijks industrie, geen arbeidersklasse
  • veel mensen leefden in armoede
  • lagere klassen afhankelijk van liefdadigheid van rijken en kerk
  • Willem I wil moderniseren en industrialiseren
  • 1839 eerste stoomtrein tussen Haarlem en Amsterdam

Slide 4 - Tekstslide

Belgische afscheiding (1830>)
Oorzaken:
  • Zuiden katholiek, Noorden protestant
  • Grote staatsschuld Noorden > belastingdruk
  • Taalbesluit (1823): Nederlands is officiële taal
  • Opstand > België uitgeroepen in 1830
  • Erkenning door Europese staten
  • Willem I weigert > 10-daagse veldtocht (aug '31)
  • 1840: Willem I treedt af

Slide 5 - Tekstslide

liberalisme
liberalisme
libre = vrijheid/ -isme = streven naar
Streven naar zoveel mogelijk    politieke vrijheid voor de burger. Dus 
zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis /zo min mogelijk regels en wetten

Slide 6 - Tekstslide

Liberalisme:

streven naar zoveel mogelijk vrijheid van het individu



Op economisch gebied: Zoveel mogelijk vrijheid voor de ondernemers

Aanhangers van het kapitalisme

Leer van Adam Smith

Op politiek gebied:

idealen van de Franse Revolutie: bv

inspraak voor het volk en vrijheid van meningsuiting




Slide 7 - Tekstslide

Adam Smith

  • Economisch liberalisme
  • Vrije markt economie 
  • Wet van vraag en aanbod zorgt als  een  voor zo groot mogelijke welvaart
  • Geen overheidsbemoeienis dus  weinig regels vanuit de overheid over prijzen, lonen en werktijden.

Slide 8 - Tekstslide

Kapitalisme


Economisch systeem waarbij alles draait om geld en bezit.

Grond en fabrieken zijn in handen van particuliere ondernemers.

Kenmerken: concurrentie, risico's nemen en winst maken

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video


Revolutiejaar 
1848


De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"

Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en 
ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 11 - Tekstslide

Onrust
In 1848 waren overal in Europa relletjes begonnen. Koning Willem II was bang dat dat zou overslaan naar Nederland en hij geen koning meer zou zijn. Hij geeft daarom opdracht voor het schrijven van een nieuwe grondwet.

Slide 12 - Tekstslide

  • Veel mensen zijn ontevreden:
  • de koning mocht ministers benoemen en ontslaan
  • de koning besliste veel zonder overleg met parlement
  • koning benoemde de Eerste Kamer
  • Tweede Kamer werd niet door de bevolking gekozen ->
  • De leider van de Nederlandse liberalen, Johan Rudolf Thorbecke,  maakt een nieuwe grondwet


Slide 13 - Tekstslide

1848 veranderingen door de nieuwe grondwet:
  • koning kreeg minder macht
  • ministers zijn  verantwoording verschuldigd voor hun deel van het bestuur aan het parlement
  • Het parlement moet de plannen voor nieuwe wetten goedkeuren
  • De Eerste en Tweede Kamer controleren de ministers (niet de koning)
  • stemrecht voor een kleine groep rijke mannen ( censuskiesrecht) die voortaan de Tweede Kamer mochten kiezen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wie had na 1848 de macht in Nederland?
A
het parlement
B
Thorbecke
C
De ministers
D
de Liberalen

Slide 16 - Quizvraag

Met de grondwet van 1848 moest de invloed van ... groter worden en van ... kleiner worden. (vul in)
A
Koning - het volk
B
Het volk - koning
C
Liberalen - het volk
D
Koning - liberalen

Slide 17 - Quizvraag

Wie heeft de nieuwe grondwet van 1848 geschreven?
A
Thorbecke
B
Willem II
C
Liberalen
D
Regering

Slide 18 - Quizvraag

Welke koning begon met industrialisatie in Nederland?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III

Slide 19 - Quizvraag

Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Willem Lodewijk
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een constitutionele monarchie?

Slide 21 - Open vraag

Wat hoort bij liberalisme?
1) Zoveel mogelijk vrijheid
2) Zoveel mogelijk gelijkheid
3) De regering moet zorgen voor orde en veiligheid
4) De regering moet zorgen voor veilige fabrieken en minimumlonen.
A
1 en 3
B
1 en 4
C
2en 3
D
2 en 4

Slide 22 - Quizvraag

Wat past niet bij de liberale ideeën over de economie?
A
fabriekseigenaren bepalen zelf de hoogte van lonen en prijzen
B
kapitalisme
C
overheid bemoeit zich weinig met economie
D
overheid redt bedrijven die failliet dreigen te gaan

Slide 23 - Quizvraag

Wat past niet bij de liberale ideeën over het bestuur?
A
alleen rijke burgers kiesrecht
B
grondrechten voor alle burgers
C
overheid zorgt voor orde en veiligheid
D
overheid zorgt voor medische zorg en leerplicht

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noemen we de politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers?

A
communisme
B
confessionalisme
C
liberalisme
D
socialisme

Slide 25 - Quizvraag

De sociale kwestie
Sociale kwestie = Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw als gevolg van de industrialisatie.

De liberale regering gaf eerst weinig hulp aan de zieken en armen. Ook maakte ze geen wetten om de situatie van de arbeiders te verbeteren.

De armen werden geholpen door hun familie, de kerk en rijke mensen (liefdadigheid).

Slide 26 - Tekstslide

De sociale kwestie
De arbeiders probeerden ook zelf hun werk- en leefomstandigheden te verbeteren:
  • Eind 19e eeuw richtten ze vakbonden op:
verenigingen van mensen met hetzelfde beroep, die de lonen en arbeidsomstandigheden van haar leden wil verbeteren.. 
  • Streden voor hogere lonen, kortere
werktijden en de afschaffing van kinderarbeid.
  • Organiseerden, stakingen en 
demonstraties .

Slide 27 - Tekstslide

Door wie werden arme arbeiders in de 19e eeuw geholpen?
A
overheid, kerk of rijke burgers
B
overheid, kerk of familie
C
overheid, rijke burgers of familie
D
familie, kerk of rijke burgers

Slide 28 - Quizvraag

Liberalisme draait vooral om:
A
Veiligheid
B
Vrijheid
C
Religie
D
Gelijkwaardigheid

Slide 29 - Quizvraag

De eerste sociale wetten
Na 1870 werkten liberalen en socialisten samen om sociale kwestie op te lossen.
Twee redenen:
  • De slechte situatie van de arbeiders.
  • De stakingen en demonstraties (liberalen wilden geen onrust).
Voorbeeld sociale wet: Kinderwet van Van Houten uit 1874.
Door sociale wetten werden rond 1900
de werk- en leefomstandigheden van arbeiders beter.

Slide 30 - Tekstslide

De eerste sociale wetten
  • 1881 Eerste socialistische politieke partij 
opgericht (SDB)
  • Sociaaldemocraten wilden uitbreiding 
kiesrecht (algemeen kiesrecht). Meer politieke 
invloed arbeiders. 
  • In 1894 Sociaaldemocratische Arbeiderspartij 
(SDAP)  opgericht (leider Troelstra).  Afhankelijk van 
andere partijen.
  • Kiesrecht werd tot 1917 mondjesmaat uitgebreid.  
  • Pas in 1917 algemeen kiesrecht (mannen).


Slide 31 - Tekstslide

Socialisme
Sommige mensen vonden de sociale ongelijkheid helemaal verkeerd.

Een kleine groep fabriekseigenaren was heel rijk: zij bezaten kapitaal (grondstoffen, geld machines en fabrieken). Zij kregen alle winst van de fabrieken, terwijl de arbeiders alleen hun lage loon kregen.

Vakbonden konden al deze problemen niet oplossen.


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Hoe probeerden arbeiders in de 19e eeuw hun situatie te verbeteren?
A
Ze begonnen een revolutie.
B
Ze organiseerden stakingen en demonstraties.
C
Ze richtten politieke partijen op.

Slide 34 - Quizvraag

De socialisten probeerden op verschillende manieren de situatie van de arbeiders te verbeteren. Welk voorbeeld hoort hier niet bij?
A
Ze richtten politieke partijen op.
B
Ze streden voor beperkt kiesrecht.
C
Ze werkten met liberalen samen om sociale wetten te maken.
D
Ze streden voor algemeen kiesrecht

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Welke twee grote landen in Europa waren er nog niet verenigd, maar bestonden uit allemaal kleine deelstaten?

Slide 37 - Woordweb

Nationalisme
Het nationalisme groeide onder alle Europese volken.
Kunstenaars en schrijvers maakten schilderijen en verhalen vol trots over het eigen land. Zelfs de regering versterkte het nationalisme. Vakken zoals geschiedenis en de eigen taal werden belangrijker op school.

Slide 38 - Tekstslide

Gevolgen
Het nationalisme zorgde er ook voor dat nationalisten een eigen land wilden voor hun volk.
Voorbeelden:
  • Duitssprekende mensen woonden verspreid over allerlei staten. Duitse nationalisten wilden één Duitsland onder ''en bestuur samenvoegen. Dat lukte uiteindelijk
  • In 1815 werden Nederland en België samen één koninkrijk. Veel belgen waren ontevreden en al in 1830 kregen de Belgen na een opstand een eigen land.

Slide 39 - Tekstslide

Welk volkeren woonden verspreid over meerdere landen?
A
Duitsers en Italianen
B
Duitsers en Nederlanders
C
Fransen en Italianen
D
Fransen en Nederlanders

Slide 40 - Quizvraag

Welk land was geen veelvolkerenstaat aan het begin van de 19e eeuw?
A
Duitsland
B
Nederland
C
Oostenrijk-Hongarije
D
Ottomaanse Rijk

Slide 41 - Quizvraag

 Duitse eenwording olv Bismarck
eenheid bereiken door:
- diplomatie
- oorlog

Diplomatie:
* 1815: Duitse Bond
* 1834: Zollverein
* 1848: Frankfurter Parlement

Oorlog:
* 1864: Deense Oorlog
* 1866: Oostenrijkse Oorlog
* 1870-1871: Frans-Duitse Oorlog
Otto von Bismarck
- minister-president van Pruisen, van 1862 tot 1890
- eerste rijkskanselier van het Duitse keizerrijk van 1871 tot 1890.
- bijnaam "IJzeren Kanselier"
Zollverein
De Deutscher Zollverein was een vereniging van Duitse gebieden ter bevordering van handel en industrie.
Deze Duitse economische zone was beslissend voor de groei van productie en handel in Duitsland en bevorderde de industrialisering en staatsinkomsten. Sinds 1839 sloot de Zollverein handelsovereenkomsten met andere landen.
De Zollverein hield op te bestaan met de stichting van het Duitse Keizerrijk in 1871. Sindsdien voerde de rijksregering de handelspolitiek.

Slide 42 - Tekstslide

De Spiegelzaal is welicht de mooiste zaal van het paleis van Versailles. Dit paleis was ooit eigendom van Lodewijk 14, en ligt vlak bij Parijs.
De Fransen beschouwden het als een enorme belediging dat de Duitsers juist hier hun keizerrijk uitriepen. Later in de geschiedenis zouden de Fransen hun wraak nog krijgen in datzelfde Versailles

Slide 43 - Tekstslide

Het Duitse keizerrijk (1871-1918) als grootmacht
- economie
  • industrialisatie
  • goede infrastructuur 
- politiek
  • keizer Wilhelm I 
  • rijkskanselier
- militair
  • sterk, Pruisisch leger
  • discipline
keizer Wilhelm I (1797-1888) 
Wilhelm I, ook bekend als Willem I (volledige naam: Willem Frederik Lodewijk, Duits: Wilhelm Friedrich Ludwig) (Berlijn, 22 maart 1797 – aldaar, 9 maart 1888) van het Huis Hohenzollern, was een Pruisische en Duitse vorst. Hij werd koning van Pruisen in 1861, kreeg het Bundespräsidium van de Noord-Duitse Bond in 1867 en was Duitse keizer vanaf 1871 tot aan zijn dood.
Onder de heerschappij van Wilhelm en zijn kanselier Otto von Bismarck, verwezenlijkte Pruisen de eenmaking van Duitsland en de stichting van het Duitse Keizerrijk
Otto von Bismarck
uitroeping van het Duitse keizerrijk op 18 januari 1871 in de Spiegelzaal van het paleis van Versailles, na de Duitse overwinning in de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871)

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video