3 H 1.1 Elektriche Energie vervoeren

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Elektriciteitsnet

Hoofdstuk 1

Elektriciteit

Par. 1.1 Elektrische energie vervoeren

Voorkennis ophalen

• Hoe ga ik van meter naar kilometer?
  
• Hoe ga ik van volt naar kilovolt?
  
• Afkorting van vermogen
  
• Vermogen = spanning x stroom
  
• Verschil serieschakeling en parallelschakeling?
  

Maar we gaan alleen leerdoel 1, 2 en 3 doen

Elektriciteit

Waar gebruik je stroom voor?

Elektriciteit wordt opgewerkt

Kan door elektriciteitscentrale, zonnepanelen, windmolen

Werking elektriciteitscentrale

• - De brander verhit water tot stoom.
• De brander verbrandt aardgas of steenkool
• - De stoom drijft een turbine (rad) aan.
• Rad gaat draaien
• - De generator (grote dynamo) wekt wisselspanning op.
• - De condensor maakt van stoom weer water.

Elektriciteitsnet:

• Als stroom door een kabel gaat, wordt de kabel warm.
•           Energieverlies: minder elektrische energie over voor gebruikers
• Voor de minste energieverlies moet stroom over zo hoog mogelijke spanning vervoerd worden (minder warmte).

Transformator

De spanning die wordt opgewekt is 10.000 Volt (10 kV).

Om energieverlies in de hoogspanningskabels te voorkomen moet deze spanning 380 kV worden.

Maar dat is weer teveel voor de kabels in de straat.......

Transformator zorgt ervoor dat de juiste spanning op de juiste plek komt

Wisselspanning lichtnet

f = 50 Hz

Gelijkspanning batterij of accu

Effectieve spanning

Wisselspanning

• Het lichtnet (je stopcontact) heeft geen gelijkspanning maar een wisselspanning
• Effectief 230 V. De frequentie is 50 Hz. Het patroon herhaalt 50 x per seconde.

Leerdoelen

• Je kunt uitleggen hoe verschillende soorten energiecentrales werken
  
• Je kunt uitleggen hoe met een generator elektrische energie wordt opgewekt.
  
• Je snapt waarom een transformator moet worden gebruikt bij het vervoer van elektrische energie
• Je kunt uitleggen wat een transformator is

En nu?

• Maak 1, 3 en 7 uit de voorkennis (blz 8/9)
• Lees paragraaf 1.1 (blz 10-12, helft van 13)
• Maak 1-2 en 4 van 1.1
• Dit doe je zelfstandig en fluisterend