H1: nakijken beeldspraak LU, herhalen zinsontleding, uitleg vzv

- Nakijken opdracht beeldspraak
- Herhalen zinsontleding klas 2
- Uitleg voorzetselvoorwerp
- Hw: opdr. 1 (Gram. H1)
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Nakijken opdracht beeldspraak
- Herhalen zinsontleding klas 2
- Uitleg voorzetselvoorwerp
- Hw: opdr. 1 (Gram. H1)

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

- Je kent diverse zinsdelen benoemen, denkend aan wwg/nwg, ond, lv, mv, vzv en bwb.

- Je weet wat zinsdeelstukken zijn en kunt de bvb benoemen.


Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden oefenzinnen havo


1 Van je kamer - een paleisje = vergelijking

2 Je hartslag sust me in slaap = personificatie

3 Zij is beslist niet op haar mondje gevallen = metafoor

4 Tijd is als lucht = vergelijking

5 Dordrecht = metonymia (plaats - bewoners)

6 de noorderzon vertrokken = metafoor

7 Van Gogh = metonymia (maker-voorwerp)

8 Het hele stadion = metonymia (plaats-aanwezigen)

9 uit de brand helpen = metafoor

10  een kopje = metonymia (deel-geheel)

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden oefenzinnen vwo


1 Van je kamer - een zwijnenstal = vergelijking zonder als

2 Je hartslag sust me in slaap. = personificatie

3 Zij is tot over haar oren verliefd = metafoor

4 Tijd is als lucht = vergelijking met als

5 Dordrecht = metonymia (plaats-bewoners)

6 Dat karweitje - een wassen neus = vergelijking

7 Van Gogh = metonymia (maker-voorwerp)

8 Het hele lokaal = metonymia (plaats-aanwezigen)

9 uit de brand helpen = metafoor

10 een kopje = metonymia (deel-geheel)

Slide 4 - Tekstslide

Welk zinsdeel hoort bij het volgende kenmerk?
'Dit wordt ook wel de prullenbak genoemd.'
A
onderwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
bijvoeglijke bepaling
D
naamwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quizvraag

Welk zinsdeel hoort bij het volgende kenmerk?
'Dit zinsdeel staat meestal alleen in een zin als je ook een lijdend voorwerp hebt.'
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Dit schooljaar schijnt een groot succes te worden!
A
schijnt te worden
B
schijnt een succes te worden
C
schijnt een groot succes te worden
D
Deze zin bevat een werkwoordelijk gezegde.

Slide 7 - Quizvraag

Herhaling zinsdelen (aantekening)

Wwg of nwg: gezegde van de zin (stappenplan op de volgende dia)

Ond = wie/wat + wwg?
Lv = wie/wat + wwg + ond?

Mv = aan wie of voor wie? (alleen bij een lv)

Vzv = zinsdeel dat begint met een voorzetsel en hoort bij het belangrijkste werkwoord in de zin

Bwb = prullenbak (waar, wanneer, hoe etc.)

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan naamwoordelijk gezegde (aantekening)
1 Zoek het onderwerp van de zin op.
2 Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3 Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?
                                                           4  Doet of is het onderwerp iets?

Nee = wwg                                      Doet = wwg                       Is = nwg

Slide 9 - Tekstslide

Zinsdeelstukken (aantekening)

Bvb = zegt iets over het kernwoord in een zinsdeel

Bijstelling = zegt hetzelfde als ervoor staat, maar dan in andere woorden. Staat tussen twee komma's of tussen een komma en een punt

Slide 10 - Tekstslide

Ontleed onderstaande zin:

Naar aanleiding van jouw verzoek om informatie sturen we je dit pakket toe.

Slide 11 - Open vraag

Antwoord:


wwg = sturen toe

Ond = we

Lv = dit pakket

Mv = je

Bwb = naar aanleiding van jouw verzoek om informatie

-----------------------------------

Bvb:

van jouw verzoek om informatie -> aanleiding

jouw -> verzoek

om informatie -> verzoek

Slide 12 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp

Slide 13 - Tekstslide

Vul aan: informeren.... , twijfelen...., vertrouwen.....

Slide 14 - Open vraag

Kun je zelf een werkwoord bedenken
waar een vast voorzetsel bij hoort?

Slide 15 - Woordweb

Wat is volgens jou het verschil (tip: vz)?
1 Vanmorgen wachtte ik op de fiets.
2 Je stemt toch op de VVD?

Slide 16 - Open vraag

Uitleg voorzetselvoorwerp (aantekening)

Een voorzetselvoorwerp (vzv):

- begint met een voorzetsel (in, op, tijdens, na etc.)

- het voorzetsel kun je (bijna niet) vervangen door een ander voorzetsel

- het voorzetsel hoort bij een vast werkwoord

- heeft vaak een figuurlijke betekenis


Slide 17 - Tekstslide

Verschil bwb en vzv

Hij wacht op zijn vriendin. -- vzv

Hij wacht op de stoep. -- bwb


Bij een bwb:

- geeft het voorzetsel een precieze plaats of tijd aan

- kun je het vaak vervangen door een ander voorzetsel



Slide 18 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 19 - Quizvraag

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Ik reken op zijn hulp.
A
Op zijn hulp = vzv
B
Op zijn hulp = bwb

Slide 20 - Quizvraag

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij fietsen door Hardinxveld.
A
door Hardinxveld = vzv
B
door Hardinxveld = bwb

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk

- 3HV: opdracht 1   (Gram. H1)


Slide 22 - Tekstslide