hoofdstuk 8 bloed, bloedvaten en lymfe

hoofdstuk 8 bloed
8.1 bloed
8.2 bloed stroomt
8.3 lymfe
8.4 afvalstoffen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 8 bloed
8.1 bloed
8.2 bloed stroomt
8.3 lymfe
8.4 afvalstoffen

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen van dit hoofdstuk
  • je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies.
  • je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen
  • je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functie
  • Je kunt delen van het hart met de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functie
  • je kunt omschrijven wat de functie is van het lymfestelsel bij het opnemen en afgeven van stoffen
  • je kunt benoemen welke organen een rol spelen bij het verwijderen van afvalstoffen
  • je kunt de delen van de nieren en urinewegen benoemen met hun kenmerken en functie
  • je kunt de functie van de lever benoemen

Slide 2 - Tekstslide

8.1 bloed
bekijk het filmpje op de volgende dia en beantwoord de vier vragen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke bloedcellen vervoeren zuurstof?

Slide 5 - Open vraag

Teun heeft bloedarmoede en gaat voetballen. Na de eerste helft is hij moe en wil hij gewisseld worden. Leg uit waarom Teun zo snel moe wordt.

Slide 6 - Open vraag

Welk bloedvat wordt aangegeven met nummer 2?



A
holle ader
B
longader
C
longslagader

Slide 7 - Quizvraag

Een rode bloedcel die in de grote bloedsomloop zuurstof heeft afgegeven gaat terug naar het hart.
In welk deel van het hart komt deze bloedcel als eerste terecht?

A
linkerboezem
B
linkerkamer
C
rechterboezem
D
rechterkamer

Slide 8 - Quizvraag

8.2 bloed stroomt
bekijk het filmpje met uitleg over de bloedsomloop en de verschillende bloedvaten.
en maak vervolgens de drie vragen over dit onderwerp

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

welk bloedvat heeft de meest gespierde wand
A
ader
B
slagader
C
haarvaten

Slide 11 - Quizvraag

welke kenmerk van slagaders hoort er niet bij
A
voeren bloed van het hart af
B
bloed stroomt snel
C
kleppen over de gehele lengte
D
dikke,gespierde wand; kloppen mee op de hartslag

Slide 12 - Quizvraag

De kleine bloedsomloop maakt het rondje hart – longen – hart. In welke volgorde stroomt het bloed door de bloedvaten en het hart? Plaats de volgende ruimtes/aders in de juiste volgorde.
Begin met de ruimte of ader waar de kleine bloedsomloop begint.

linkerboezem – longader – longslagader - rechterkamer

Slide 13 - Open vraag

8.3 lymfe
Je lymfevatenstelsel is net als je bloedvatenstelsel een systeem van grotere en kleinere vaten en vaatjes door ons hele lichaam, waarin zich een kleurloze vloeistof bevindt: het lymfevocht.
Het lymfevocht, het weefselvocht in de vaten, vervoert ook stoffen, net als je bloedvaten. Dit zijn echter geen voedingsstoffen die naar cellen en weefsels toegebracht worden, zoals in het bloedvatsysteem.
Het lymfesysteem vervoert en verwerkt afvalstoffen, beschadigde lichaamscellen en ongunstige indringers en ziekteverwekkers.
Lymfe maakt deze stoffen onschadelijk en vervoert ze af.
Het lymfestelsel is dus als een filter en is de belangrijkste reinigingsmethode van je lichaam.

Slide 14 - Tekstslide

bekijk het filmpje met uitleg over het lymfe stelsel

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat doet het lymfesysteem?

Het lymfestelsel begint in de weefsels en vervoert lymfe van de weefsels naar steeds grotere lymfevaten. Lymfe of lymfevocht ontstaat in de weefsels en neemt vocht en afvalstoffen uit je lichaam op. Als het lymfevocht minstens één klier is gepasseerd, komt het weer in de bloedbaan terecht.

Slide 17 - Tekstslide

lymfeklieren en afweer
Op de plaatsen waar meerdere lymfevaten kruisen, liggen de zogenaamde lymfeklieren, ook wel lymfeknopen. Lymfeklieren liggen in grote aantallen in onder andere de nek, de oksels en de liezen. De lymfeklieren produceren antistoffen en vormen lymfocyten (type witte bloedcel).

De klieren doden of maken afvalstoffen en ziekteverwekkers onschadelijk. Vervolgens worden deze stoffen overgedragen aan de bloedbaan, zodat de uiteindelijk overblijvende afvalstoffen via urine en ontlasting kunnen worden afgevoerd. Het onschadelijk maken van bacteriën en virussen gebeurt door de witte bloedcellen, ofwel lymfocyten, die in de lymfeklieren zitten.
Het lymfestelsel zorgt zo voor een belangrijk deel van de afweer in ons lichaam; het is een essentieel onderdeel van je belangrijke immuunsysteem

Slide 18 - Tekstslide

maken opdrachten
maken de opdrachten van bs 8.3 lymfe in je werkboek

Slide 19 - Tekstslide

Een symptoom van een keelontsteking is de aanwezigheid van vergrote lymfeklieren. Vergrote lymfeklieren kunnen verschillende oorzaken hebben.
Wat kan een oorzaak zijn van vergrote lymfeklieren?

A
Bacteriën zorgen dat de lymfevaten verstopt raken, waardoor de weefselvloeistof de lymfeklieren niet kan verlaten en de klieren dus groter worden.
B
De lymfeklieren moeten in korte tijd meer witte bloedcellen maken om de bacteriën te bestrijden, daardoor worden ze groter
C
Doordat de lymfeklieren extra veel weefselvloeistof maken om de bacteriën te bestrijden, worden ze groter.

Slide 20 - Quizvraag

Lymfevaten bevatten net als aders kleppen.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Bloedstolsel door corona?
Het coronavirus kan behalve infecties nog andere levensbedreigende gevolgen veroorzaken. Uit een Nederlands onderzoek onder 184 patiënten op de intensive care blijkt dat de helft trombose krijgt. Bij trombose ontstaan er bloedstolsels in het bloed.

  Bekijk de eerste video over de gevolgen van het coronavirus op de intensive care patiënten van 00.31-1.30. ( volgende dia) en beantwoord de vragen

Slide 22 - Tekstslide

Via welk onderzoek kan dit worden ontdekt?

A
bloedonderzoek
B
CT scan
C
MRI scan

Slide 23 - Quizvraag

Waar ontstaan de bloedstolsels in het lichaam bij deze patiënten?
A
benen
B
longen
C
hart
D
hersenen

Slide 24 - Quizvraag

Wat is er ontdekt bij de 184 patiënten?

Slide 25 - Open vraag

Welke cellen spelen een rol bij de stolling?

Slide 26 - Open vraag

Lees de tekst van het artikel van de NOS onder het kopje “Longembolie of herseninfarct”.

Slide 27 - Tekstslide

Wat gebeurt er wanneer het bloedstolsel in de longen of de hersenen komt?

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Link