Pincode deel 3 GT H3 les 4 (3.4)

Welkom bij les 4 van H3



 Marijke Römer 

Herhaling les 3.3

Deze les


1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 14 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom bij les 4 van H3



 Marijke Römer 

Herhaling les 3.3

Deze les


Slide 1 - Tekstslide

Herhaling lesdoelen 3.3

- Hoe bereken je de kosten van een lening?


- Welke redenen kun je hebben om geld te lenen?

- Wat voor soorten leningen zijn er?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 3.4

Beleggen

- Geldkringloop 

- Wisselkoersen



Slide 3 - Tekstslide

paragraaf  3.4
We gaan nu verder met paragraaf 3.4.
Deze paragraaf gaat over BANKEN en wat ze allemaal doen. Lees eerst alle theoriestukjes (met de rode stippels) uit deze paragraaf en ga daarna verder.

We sluiten af met een aantal oefenvragen over heel hoofdstuk 3. Je krijgt deze vragen waarschijnlijk niet af binnen de 45 minuten lestijd, maar zie het maar als huiswerk. Bovendien zijn deze vragen een goede oefening voor de toets die later volgt over h3 en h4.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

beleggen...
De meeste mensen beleggen hun geld niet in huizen of in kunst maar in aandelen en obligaties. 

Dat klinkt altijd ingewikkeld, maar de praktijk valt mee.

Kijk maar...

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

AANDELEN
Aandelen..... 
Je hoorde er net over in het filmpje, maar het blijft ingewikkeld..

Daarom nog even wat meer uitleg over aandelen...

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Tot zover...
Je weet nu wat aandelen en obligaties zijn. 
Maar het blijft lastig..... dat beleggen....

Kijken of je er wat van hebt opgestoken...

Slide 16 - Tekstslide

Met beleggen kun je geld verliezen?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Welke bewering is fout?
A
als je aandelen van een bedrijf koopt, wordt je een voor een deel eigenaar van het bedrijf
B
gaat het minder goed met het bedrijf, dan daalt de waarde van je aandelen
C
een bank kan je adviseren, hiervoor betaal je de bank rente
D
gaat het goed met het bedrijf, dan stijgt de waarde van je aandelen

Slide 18 - Quizvraag

Geldkringloop
Tot zover beleggen.... Als je het goed kan kun je er echt heel rijk mee worden, maar je kunt ook straatarm worden als het mis gaat.

We gaan nu verder met een andere taak van banken...
Kijk goed naar het volgende plaatje. Spaarders brengen hun spaargeld naar de bank. De bank leent een deel van dit spaargeld uit aan leners. Die leners betalen daarvoor rente (kredietrente) en de spaarders krijgen spaarrente als beloning.

Slide 19 - Tekstslide

Banken bemiddelen tussen het aanbod en de vraag naar geld

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Banken wisselen ook vreemd geld
  • Vreemde valuta
  • -> vreemd geld

  • Wisselkoers
  • -> Geeft de verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan

  • Provisie
  • -> Een vergoeding voor de diensten van de bank

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Eurozone
Landen uit de EU die de euro als eigen munt hebben.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Wisselkoersen: 3 berekeningen

  1. Vreemde valuta (= buitenlands geld --> €
  2. € --> vreemde valuta
  3. Ik wil een 'X' aantal buitenlands geld hebben, hoeveel € heb ik daarvoor nodig?


Let op! De bank rekent provisie (= administratiekosten)


Slide 28 - Tekstslide

Gebruik de tabel op bladzijde 86

Slide 29 - Tekstslide

Wij hebben 325 Turkse Lira. Hoeveel euro's krijg je terug?
A
€ 115,00
B
€ 115,20
C
€ 115,22
D
€ 115,25

Slide 30 - Quizvraag

Wij hebben €200. Ik wil Deense kronen. Hoeveel kronen krijg ik terug?

A
1478,00
B
1478,02
C
1478,05
D
1478,08

Slide 31 - Quizvraag

Wij willen 125 Britse ponden. Hoeveel euro's heb ik daarvoor nodig?
A
€ 157,10
B
€ 158,20
C
€ 158, 22
D
€ 158,23

Slide 32 - Quizvraag

Provisiekosten (= administratiekosten)

Als jij vreemd geld koopt -> provisiekosten erbij optellen


Als jij vreemd geld verkoopt --> van jouw te ontvangen bedrag afhalen

Slide 33 - Tekstslide

ter afsluiting...
Als afsluiting van dit hoofdstuk krijgen jullie een aantal vragen over heel H3.
Als je een vraag niet weet, pak dan je boek erbij voordat je naar de volgende vraag gaat.
Maak in ieder geval alle vragen. 

Slide 34 - Tekstslide

(1p) Als je een product tegen aan ander product ruilt zonder geld te gebruiken. dan doe je aan...

Slide 35 - Open vraag

(2p) Schrijf een andere benaming op voor een creditsaldo en debetsaldo.

(doe het zo)
Creditsaldo = hier juiste antwoord invullen.
Debetsaldo = hier juiste antwoord invullen.

Slide 36 - Open vraag

(Op je bankrekening heb je een creditsaldo van €12,45. Via de bank ontvang je het loon van de krantenwijk €41,10 en je zakgeld €7,50. Je betaalt met je pinpas in een winkel €39.95 en in de sportkantine nog eens €4,65.

Bereken je nieuwe saldo. Schrijf erbij of het een credit of een debetsaldo is.

Slide 37 - Open vraag

Welk begrip past bij de volgende omschrijving?
‘Een rekening waarop je geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vast rentepercentage.’

Slide 38 - Open vraag

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je een bedrag leent dat je terugbetaalt in een afgesproken aantal termijnen die elke maand gelijk blijven?
A
doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Hypothecaire lening
D
Salariskrediet

Slide 39 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je een bedrag leent dat je terugbetaalt in een afgesproken aantal termijnen die elke maand gelijk blijven?
A
doorlopend krediet
B
Persoonlijke lening
C
Hypothecaire lening
D
Salariskrediet

Slide 40 - Quizvraag