W3 NL Leesstrategie en luisterstrategie

Nederlands

Lees- en luisterstrategie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Lees- en luisterstrategie

Slide 1 - Tekstslide

Even voorstellen
Annette Jalimsing
Docent Nederlands
a.jalimsing@zadkine.nl

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
* Examens, hoe zat dat ook alweer?
* Woordenschat
* Leesstrategie
*Luisterstrategie
* Waar zelf oefenen?
*Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Centraal Examen MBO (CEM)

  1. Lezen
  2. Luisteren


Samen 50%
Instelling Examens (IE)

  1. Spreken (15%)
  2. Gesprekken (15%)
  3. Schrijven (20%)

Samen 50%

Slide 4 - Tekstslide

Centraal Examen MBO (CEM)

  1. Lezen
  2. Luisteren


Samen 50%
Instelling Examens (IE)

  1. Spreken (15%)
  2. Gesprekken (15%)
  3. Schrijven (20%)

Samen 50%

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 6 - Tekstslide

Fysiek
A
Geestelijk
B
Mentaal
C
Lichamelijk

Slide 7 - Quizvraag

Het interview
A
De ondervraging
B
Het vraaggesprek
C
Het tijdschriftartikel

Slide 8 - Quizvraag

De consequentie
A
Het logische gevolg
B
De vraag, de onzekerheid
C
De plaats waar alles is opgeruimd

Slide 9 - Quizvraag

Kleineren
A
Kleiner maken
B
Vernederen
C
Iets kleiner maken tijdens het kopiëren

Slide 10 - Quizvraag

De procedure
A
Alle stappen die officieel nodig zijn om iets te doen
B
Een zaak die de rechter behandelt
C
De mogelijkheid om alleen te zijn

Slide 11 - Quizvraag

Het experiment
A
De invloed die iemand heeft
B
De deskundige
C
De proef

Slide 12 - Quizvraag

De poging
A
De keer dat iets lukt
B
De keer dat je iets probeert
C
De keer dat iets niet lukt

Slide 13 - Quizvraag

Lees- en luisterstrategiëen

Slide 14 - Tekstslide

Leesstrategieën
  • Oriënterend lezen Je wilt een eerste indruk krijgen van een tekst.
    Je bekijkt hem, maar leest hem nog niet echt. 
  • Globaal lezen Je kijkt naar de hoofdzaken en leest kernzinnen.

  • Intensief lezen Je wilt weten wat er in de tekst staat. Je wilt hem begrijpen. Je leest hem helemaal.
  • Zoekend lezen Je hebt een vraag, waar je antwoord op wilt heben. Je zoekt in de tekst het antwoord.
  • Studerend lezen Je wilt de tekst leren. Je leest om te kunnen onthouden.
  • Kritisch lezen Je wilt je mening erover geven.

Nieuw!
Dit bekijk en lees je voortaan als je verkennend leest.

Slide 15 - Tekstslide

Welke vier leesstrategieën ken je?

Slide 16 - Open vraag

Je zoekt een nieuwe telefoon. Je kijkt in het reclameblaadje van de Mediamarkt.

Welke leesstrategie gebruik je?
A
zoekend lezen
B
oriënterend lezen
C
intensief lezen
D
studerend lezen

Slide 17 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je?
Je leest een tekst die je echt wilt begrijpen.
A
oriënterend
B
intensief
C
zoekend
D
studerend

Slide 18 - Quizvraag

Welke leesstrategie gebruik je?
Je gebruikt een hoofdstuk uit een geschiedenisboek om je voor te bereiden op een proefwerk.
A
oriënterend
B
intensief
C
zoekend
D
studerend

Slide 19 - Quizvraag

Communicatiedoelen (1)
Informeren – je geeft (feitelijke) informatie
Instrueren- je vertelt hoe iets moet gebeuren
Uiteenzetten – je geeft op een objectieve manier informatie (beschrijving of verklaring)


Activeren – aanzetten tot handelen – goed doel, wordt lid
Amuseren- stripverhaal, gedichten


Slide 20 - Tekstslide

Communnicatiedoelen (2)
Beschouwen – je geeft verklaringen of meningen, zodat de lezer zelf een mening kan vormen
Overtuigen- betoog: je wilt dat iemand jouw mening overneemt.

Activeren – aanzetten tot handelen – goed doel, wordt lid
Amuseren- stripverhaal, gedichten

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het doel van een nieuwsbericht?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
beschouwen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het doel van een ingezonden brief?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
instrueren

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het doel van een verkiezingsposter?
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 24 - Quizvraag

Tekstverbanden
Kijk naar de volgende  tekstverbanden: 
  • opsommend 
  • tijdsvolgorde 
  • tegenstellend 
  • concluderend

Slide 25 - Tekstslide

Theorie (tekstverbanden)
Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
opsommend
ten eerste, ook, bovendien, zowel ... als, ten slotte
Max houdt van klimmen. Hij houdt ook van boulderen.
tijdsvolgorde
eerst, terwijl, nadat, voordat, daarna, vervolgens, ten slotte
Bibi eet altijd een banaan voordat ze gaat sporten.
tegenstellend
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel
Ilana vindt volleyballen leuk, maar alleen op vakantie.
concluderend
dus, dan ook, concluderend, hieruit volgt
Joris is lang, dus basketbal is een goede sport voor hem.

Slide 26 - Tekstslide

Noem het tekstverband:
Sofie wil hem nooit meer zien. Jaap
daarentegen is nog steeds gek op haar.

Slide 27 - Open vraag

Noem het tekstverband:
Nog voordat Jaap was uitgesproken, gooide
Sofie hem een glas water in het gezicht.

Slide 28 - Open vraag

Maak een zin met daarin een tekstverband.
De rest raadt om welk tekstverband het gaat.

Slide 29 - Open vraag

Hoofdgedachte en onderwerp

Slide 30 - Tekstslide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Onderwerp
  • Het onderwerp geeft in één woord of in een aantal woorden aan, waar de tekst over gaat
  • Het onderwerp is nooit een hele zin
  • Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen
  • Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst


Slide 31 - Tekstslide

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst weer
  • Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van een tekst
  • Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag : "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het onderwerp en wat is de hoofdgedachte?

Slide 34 - Open vraag

Antwoord voorbeeld
Onderwerp
"Yellow Caps"
Hoofdgedachte
De circa 13.00 fameuze gele taxi's in de Amerikaanse metropool New York worden vervangen

Slide 35 - Tekstslide

Stappenplan Luisteren

Stap 1 - Oriënteer je op het onderwerp en op het fragment
Stap 2 - Lees de vragen en de antwoorden
Stap 3 - Luister globaal/gericht of precies
Stap 4 - Wat is een goede antwoord

Slide 36 - Tekstslide

Zelf oefenen:
  1. Studiemeter: Examencoach en Via Starttaal Online (zie NER reader)
  2. Facet oude oefenexamens lezen en luisteren <-- klik op link
  3. www.beterspellen.nl

Slide 37 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 38 - Open vraag

Volgende keer
* Woordenschat
*Luistervaardigheid
* Betoog

Slide 39 - Tekstslide

Welk tekstdoel heeft het filmpje over de appie-app?
A
Instructief
B
Overtuigend
C
Informerend
D
Amuserend

Slide 40 - Quizvraag

Waarom spreekt de arts hier van tragedie?
A
Omdat er een patiënt is overleden.
B
De patiënt had langer geleefd als hij gezond was.
C
De arts mist zijn I-pod.
D
Er worden teveel fouten gemaakt.

Slide 41 - Quizvraag

Welk probleem wordt besproken in het fragment?
A
Slechte beheersing van de Nederlandse taal.
B
Hun zoon haalt alleen maar onvoldoendes.
C
Mensen met een migratie-achtergrond hebben te weinig kennis van de Nederlandse taal.

Slide 42 - Quizvraag

Hoe heb je de les van vandaag ervaren?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll

Tot de volgende keer!

Slide 44 - Tekstslide