Aanpassingen aan extreme temperaturen in de natuur

Aanpassingen aan extreme temperaturen in de natuur
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aanpassingen aan extreme temperaturen in de natuur

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
- Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan warmte. 
- Je kunt beschrijven hoe dieren zijn aangepast aan kou. 
- Je kunt uitleggen hoe planten droogte overleven. 
- Je kunt uitleggen hoe koudbloedige dieren reageren op temperatuursveranderingen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze dia is ter referentie voor zowel de leerling als de docent. Bespreek kort de leerdoelen en herhaal deze aan het einde van de les.
Wat weet jij al over hoe dieren en planten zich aanpassen aan extreme temperaturen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen aan warmte
Warmmbloedige dieren, zoals vogels en zoogdieren, hebben een lichaamstemperatuur die altijd ongeveer gelijk is. 
Een dier blijft koel door:
  1. zomervacht = dunne vacht of verenkleed
  2. warmte afgeven via bloed 
  3. aanpassen van gedrag 

Slide 4 - Tekstslide

Laat afbeeldingen zien van dieren met een zomervacht. Bespreek de verschillende manieren waarop warmbloedige dieren hun lichaamstemperatuur kunnen reguleren.
afkoelen door de wind
luchtstroom: Er gaat steeds weer nieuwe koele lucht langs de huid. De lucht neemt warmte op.
Hijgen: het dier maakt een luchtstroom langs zijn tong
Zweten: voor verdamping gebruik je warmte uit je lichaam.

Slide 5 - Tekstslide

Laat afbeeldingen zien van dieren met een zomervacht. Bespreek de verschillende manieren waarop warmbloedige dieren hun lichaamstemperatuur kunnen reguleren.
Aanpassingen aan kou
Dieren die in koude klimaten leven, hebben vaak isolatie zoals een wintervacht of een dikke laag vet. Sommige dieren houden een winterslaap of winterrust om energie te besparen. Winterslaap is een diepe slaap waarbij hun lichaamsfuncties op een laag pitje staan. Winterrust is een minder diepe slaap.

Slide 6 - Tekstslide

Toon afbeeldingen van dieren met een wintervacht of vetlaag. Bespreek de verschillende manieren waarop dieren zich aanpassen aan koude temperaturen.
Planten en droogte
Planten in droge gebieden, zoals woestijnen, hebben vaak aangepaste structuren om water vast te houden. 
  • lange wortels of brede oppervlakkige wortels
  • kleine bladeren
  • vetlaagje om het blad
  • haren tegen verdamping

Slide 7 - Tekstslide

Toon afbeeldingen van planten in droge gebieden en bespreek de verschillende manieren waarop ze zich aanpassen aan weinig water.
Koudbloedige dieren
Koudbloedige dieren, zoals reptielen en amfibieën, kunnen niet hun eigen lichaamstemperatuur reguleren. Ze zijn afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Als het te koud is, worden ze traag. Als het te warm is, zoeken ze schaduw of water.

Slide 8 - Tekstslide

Beschrijf de verschillende soorten koudbloedige dieren en hun reactie op temperatuursveranderingen.
Wat gebeurt er met koudbloedige dieren als het te koud is?
A
Zoeken schaduw of water
B
Winterslaap houden
C
Worden traag
D
Winterlaag aanbrengen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen koudbloedige dieren als het te warm is?
A
Winterlaag aanbrengen
B
Zoeken schaduw of water
C
Hun eigen lichaamstemperatuur regelen
D
Winterslaap houden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen dieren in koude klimaten om energie te besparen?
A
Een zomerlaag aanbrengen
B
Winterslaap of winterrust houden
C
Veel bewegen
D
Veel eten

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe blijft een warmbloedig dier koel?
A
Winterslaap houden
B
Koude luchtstroom creëren
C
Winterlaag aanbrengen
D
Warmte afgeven via bloed

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
We hebben geleerd dat dieren en planten zich op verschillende manieren aanpassen aan extreme temperaturen. Warmbloedige dieren hebben zomervachten en kunnen zweten en hijgen, terwijl koudbloedige dieren afhankelijk zijn van de omgevingstemperatuur. Planten in droge gebieden hebben aangepaste structuren om water vast te houden.

Slide 13 - Tekstslide

Herhaal de leerdoelen en bespreek kort wat er is geleerd. Laat leerlingen vragen stellen als ze nog iets willen weten.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.