Oefentoets Energiestroom, Koolstofkringloop en Stikstofkringloop
Oefentoets Energiestroom, Koolstofkringloop en Stikstofkringloop
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets Energiestroom, Koolstofkringloop en Stikstofkringloop
Slide 1 - Tekstslide
In de afb. is het energiestroomschema van een herbivoor zoogdier weergegeven. Bij een carnivoor is P/A soms kleiner, waarom is dat?
Slide 2 - Open vraag
Sleep de onderstaande processen naar de juiste plaats in het energiestroomschema (afb 25)
Het voedselaanbod
Energieverlies via ontlasting
Deel van de energie gebruikt voor vastleggen biomassa
Deel van de energie dat opgenomen wordt in het lichaam van een organisme
Deel van het voedselaanbod dat niet wordt gegeten
Energieverlies door dissimilatie
Slide 3 - Sleepvraag
Een leerling maakt een schema om een aantal processen in de koolstofkringloop weer te geven (zie de afbeelding).In de koolstofkringloop spelen reducenten een belangrijke rol.
Welke letter geeft de omzetting aan die door reducenten wordt uitgevoerd?
A
Q
B
R
C
S
D
T
Slide 4 - Quizvraag
Rekenen aan energiestroom (B93A1)
Opgave: De BPP van de producenten in een bepaald ecosysteem bedraagt 135 Gigaton (Gt). - Hoe groot is de NPP?
Slide 5 - Open vraag
Rekenen aan energiestroom (B93A2)
Opgave: Waarom is de assimilatie- efficiëntie van een carnivore, endotherme gewervelde hoger dan van een herbivore?
Slide 6 - Open vraag
In welke binastabel vind je de koolstofkringloop
A
67E
B
67F
C
93F
D
93G
Slide 7 - Quizvraag
In de afbeelding is een deel van de energiestromen in een tropisch regenwoud weergegeven. De pijlen geven gemiddelde energiestromen per jaar weer. Er is sprake van een evenwichtssituatie: elk van de energiestromen blijft jaar in jaar uit gelijk. Over de energiestromen in de afbeelding worden de volgende beweringen gedaan: 1) B1 = B2 + B3. 2) B2 = D3 + B3 + O3 + E3 + S3. 3) O1 + O2 + O3 + O4 = D1 + D2 + D3 + D4. Zet de nummers 1 t/m 3 onder elkaar. Geef daar achter aan of de uitspraak wel of niet juist is.
Slide 8 - Open vraag
Als gevolg van een verhoging van het CO2-gehalte van de atmosfeer is er meer fotosyntheseactiviteit mogelijk. Om een inschatting te maken over de invloed van de verhoogde fotosyntheseactiviteit op het CO2-gehalte van de atmosfeer, moet rekening gehouden worden met andere processen in de koolstofkringloop. - Noem een ander proces in de koolstofkringloop dat door een versterkt broeikaseffect beïnvloed wordt - Hoe wordt dit proces door een versterkt broeikaseffect beïnvloed? - En wat is e invloed daarvan op het CO2-gehalte van de atmosfeer?
Slide 9 - Open vraag
Welke stof gebruiken de meeste dieren als stikstofbron?
A
Nitriet
B
Nitraat
C
Ammonium
D
Eiwit
Slide 10 - Quizvraag
Als het onweert kan er ook stikstofbinding optreden. In welke stof wordt stikstof gebonden?
A
ureum
B
ammonium
C
nitriet
D
nitraat
Slide 11 - Quizvraag
De stikstofbacteriën in wortelknolletjes vormen een belangrijke schakel in de stikstofvoorziening van bepaalde klavers. Welke bewering over de bacterie bij het omzetten van stoffen met stikstof is juist?
A
Bacterie zet anorganische stoffen om in andere anorganische stoffen
B
Bacterie zet anorganische stoffen om in organische stoffen
C
Bacterie zet organische stoffen om in anorganische stoffen
D
Bacterie zet organische stoffen om in andere organische stoffen
Slide 12 - Quizvraag
Marszand bevat fosfor (P) in de vorm van fosfaat, en het bevat stikstof (N) in de vorm van nitraat en ammonium. Een plant gebruikt fosfor en stikstof bij het maken van bepaalde organische stoffen. Twee voorbeelden van organische stoffen die voorkomen in een plant zijn DNA en aminozuren.
Bevat DNA fosfor en/of stikstof? En bevatten aminozuren fosfor en/of stikstof?
A
DNA: alleen fosfor
aminozuren: alleen stikstof
B
DNA: alleen stikstof
aminozuren: alleen fosfor
C
DNA: zowel fosfor als stikstof
Aminozuren: zowel fosfor als stikstof
D
DNA: zowel fosfor als stikstof
Aminozuren: alleen stikstof