4.4 De opkomst van het christendom - les 1 en 2

4.4
De opkomst van het christendom
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.4
De opkomst van het christendom

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Korte terugblik op paragraaf 4.3

  • Uitleg paragraaf 4.4 'Opkomst van het christendom': 
  • het christendom als verboden godsdienst

  • Maken van de opdrachten van paragraaf 4.4

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Korte terugblik op paragraaf 4.3 a.d.h.v. meerkeuzevragen

Slide 3 - Tekstslide

Welk van de onderwerpen hebben de Romeinen NIET van de Grieken overgenomen?
A
De boogconstructies
B
De zuilen
C
God van de oorlog
D
Wetenschap

Slide 4 - Quizvraag

Wie was geen Romeinse staatsgod?
A
Juno
B
Jupiter
C
Mars
D
Mithras

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent tolerantie?
A
Onaardig zijn
B
In veel goden geloven
C
Verdraagzaamheid
D
In een god geloven

Slide 6 - Quizvraag

De Grieks-Romeinse cultuur noemen we ook wel:
A
Klassieke cultuur
B
Oude cultuur
C
Helleense cultuur
D
Geromaniseerde cultuur

Slide 7 - Quizvraag

Hadden alle Romeinen het burgerrecht?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Het overnemen van de Grieks-Romeinse cultuur door andere volkeren noemen we:
A
Pax Romana
B
Romanisering
C
Vergrieksing
D
Hellenisering

Slide 9 - Quizvraag

Deze les:
  • Hoe joden in het hele Romeinse rijk terecht kwamen
  • Hoe het christendom vanuit het jodendom ontstond
  • Wat de belangrijkste kenmerken van het vroege christendom zijn
  • Waarom het christendom werd verspreid en bestreden

    Slide 10 - Tekstslide

    Joden in het Romeinse Rijk
    De Romeinen hadden Judea (Israël/Palestina) onderworpen in 63 v.C.

     

    In 6 n.C. maakten de Romeinen van Judea een Romeinse provincie.

    Joodse bevolking moest hoge belastingen betalen en werd beledigd.

    Veel Joden hoopten op de Messias.

    Slide 11 - Tekstslide

    Joodse opstanden
    In 66 n.C. brak in Jeruzalem een grote Joodse opstand uit.
     
    Na vier jaar, in 71 n.C. sloegen de Romeinen onder Titus de opstand neer.
    De Romeinen verwoestten de Joodse tempel.


    In 135 n.C. brak een tweede Joodse opstand uit.
    Jeruzalem werd een Romeinse stad waar joden niet meer mochten komen.

    Slide 12 - Tekstslide

    Romeinen verjagen joden
    • Veel joden werden vermoord, weggejaagd of als slaaf afgevoerd.
    • Joden kwamen in het hele Romeinse rijk en daarbuiten terecht.


    Slide 13 - Tekstslide

    Slide 14 - Tekstslide

    Slide 15 - Tekstslide

    Het begin van het christendom
    Volgens overleveringen trok Jezus van Nazareth rond 30 n.C. door Judea.

    Verhalen over Jezus zijn na zijn dood door zijn aanhangers opgeschreven.

    Volgens de verhalen was Jezus een joodse prediker.
    Hij predikte over naastenliefde en zorgen voor zwakke medemensen. Hij zei dat hij de zoon van de enige ware god was.

    Volgens de Romeinen was Jezus een opstandeling. Jezus werd gearresteerd en gekruisigd.

    Slide 16 - Tekstslide

    Het begin van het christendom
    De volgelingen van Jezus geloofden dat hij was gestorven aan het kruis om de mensen te verlossen van hun zonden.
    Zou na drie dagen uit de dood opgestaan (Pasen) en teruggekeerd zijn naar de hemel (Hemelvaart).


    Het aantal aanhangers groeide en er kwamen ook niet-joden bij.
    Christus (Griekse vertaling Messias) was de zoon van God.
    Christus zou alle mensen verlossen.

    Slide 17 - Tekstslide

    Slide 18 - Tekstslide

    Een verboden godsdienst
    Christelijke predikers reisden door het Romeinse rijk om mensen tot het christendom te bekeren.
     
    Het christendom werd een populaire godsdienst.
    - Het beloofde een beter leven na de dood
    - Voor God was iedereen gelijk

    De eerste aanhangers waren dan ook vooral armen, slaven en vrouwen!



    Slide 19 - Tekstslide

    Een verboden godsdienst
    Joden en christenen weigerden de keizer en staatsgoden te vereren.
     
    De joden vormen een kleine groep en werden daarom niet als bedreiging van de staat gezien.

    De christenen wel! Die waren ook actief bezig met 'bekeren

    Slide 20 - Tekstslide

    Een verboden godsdienst
    In de 3e eeuw n.C. had het Romeinse rijk veel last van oorlogen, honger en ziektes.
     
    Keizers geloofden dat de staatsgoden de staat niet meer beschermden:

    De christenen kregen de schuld van alle problemen.

    Het christendom werd verboden en duizenden christenen werden opgepakt, gemarteld en vermoord.

    Slide 21 - Tekstslide

    Slide 22 - Tekstslide

    Rond het jaar 100 schreef de Romeinse historicus Tacitus:

    ‘In 64 was er een grote brand: de helft van Rome 
    brandde af.  Al gauw werd verteld dat keizer Nero 
    de brand had laten aansteken, omdat hij ruimte nodig 
    had voor een nieuw paleis. Daarom gaf Nero de 
    christenen de schuld. Hij liet hen zwaar straffen.
    Zo kregen zij beestenvellen aangetrokken om door 
    wilde honden verscheurd te worden, of ze werden 
    gekruisigd, of ze werden door vuur gedood: aan het 
    eind van de dag werden ze aangestoken om te dienen 
    als straatverlichting.’

    Slide 23 - Tekstslide

    0

    Slide 24 - Video

    Keizer Constantijn
    Keizer Constantijn krijgt bij een veldslag  een visioen: 
    hij ziet een christelijk symbool  in de lucht en hoort de boodschap: 'in dit teken zult gij overwinnen' 
    Hij besluit dat alle manschappen het teken op een schild schilderen

    Slide 25 - Tekstslide

    Slide 26 - Link

    Van verboden godsdienst naar staatsgodsdienst
    In 313 gaf keizer Constantijn de christenen godsdienstvrijheid: Christenen mochten vanaf nu openlijk met hun godsdienst bezig zijn.


    In 380 benoemde keizer Theodosius het christendom tot staatsgodsdienst.

    In 391 werden alle andere godsdiensten verboden, behalve het jodendom: einde van de godsdienstige verdraagzaamheid.

    Slide 27 - Tekstslide

    Slide 28 - Tekstslide

    Een nieuwe staatsgodsdienst
    De rooms-katholieke kerk verdeelde het rijk in kerkprovincies, onder leiding van een bisschop.
     

    De paus, de bisschop van Rome, werd de leider van de kerk.

    De paus bepaald wie er als heilige mag worden vereerd.

    Slide 29 - Tekstslide