Tegenwoordige tijd

Tegenwoordige tijd
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

De tegenwoordige tijd is...
A
wat er nu gebeurt
B
wat er in het verleden gebeurde
C
Wat er in de toekomst gebeurt

Slide 4 - Quizvraag

werkwoordspelling tegenwoordige tijd
A
Hoe laat land het vliegtuig?
B
Hoe laat landt het vliegtuig?

Slide 5 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd van zijn

Ik .........
A
Ben
B
Is
C
Zijn

Slide 6 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 7 - Quizvraag

De 'tegenwoordige tijd' is NU.
Welke zin is in de tegenwoordige tijd?
A
De kinderen spelen in de tuin.
B
De kinderen speelden in de tuin.

Slide 8 - Quizvraag

Hij (zijn)
Tegenwoordige tijd
A
zijn
B
ben
C
is
D
was

Slide 9 - Quizvraag

sliep
geslapen
slapen
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
Voltooid deelwoord

Slide 10 - Sleepvraag

Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
werd
kookt
gaf
leert

Slide 11 - Sleepvraag

Tegenwoordige tijd van het werkwoord: hebben
ik
je/jij
.... je/jij
hij/zij/ze
wij/jullie/zij/ze
heeft
hebt
hebben
heb
heb

Slide 12 - Sleepvraag

tegenwoordige tijd
blaft
speelde
speelde
luistert
rent
piepte
bijt

Slide 13 - Sleepvraag

Tegenwoordige tijd
(links)
Verleden tijd
(rechts)
ik werd 
 hij kookt 
ik gaf
 zij leert

Slide 14 - Sleepvraag

Tegenwoordige tijd
Ik
Hij
Wij
word
worden
wordt

Slide 15 - Sleepvraag