Management examentraining 5

Welkom
Management -> Examentraining


1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
LeidinggevenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Management -> Examentraining


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van vandaag
Je gaat stof herhalen van het boek leidinggeven.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agenda
Wat weet je nog?
Theorie & vragen & opdrachten: Motivatie
Energizer: Balspel
Theorie & opdracht: PDCA & Beslissingsboom

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke managementlaag heeft, ten opzichte van de directie, een uitvoerende functie en ten opzichte van de uitvoerende medewerkers, een leidinggevende functie?
A
topmanagement
B
middenmanagement
C
lager management

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een groothandel groeit in korte tijd met 7 medewerkers. Hierdoor komt het totaal aantal medewerkers op 28. De vestigingsmanager heeft het erg druk en wil graag werk overdragen naar zijn medewerkers. Deze medewerkers werken nog te kort en zijn dus niet voldoende ervaren. Moet de manager zijn span of control verminderen of vergroten?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als de spanwijdte groter is dan omspanningsvermogen?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een logistiek manager heeft ontslag genomen. De directie vervangt hem per direct door een interim manager. Wat voor beslissing is dit?
A
Operationeel
B
Tactisch
C
Strategisch

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welk managementlaag worden beslissingen genomen op beleidsniveau?
A
Operationeel
B
Tactisch
C
Strategisch

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is middenmanagement in een organisatie
A
geeft leiding aan directie en de uitvoerdende medewerkers geven leiding aan middenmanagement
B
heeft een uitvoerende functie tov management en leidinggevende functie richting uitvoerende medewerkers
C
geeft leiding aan directie en uitvoerende medewerkers

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een producent van make up krijgt de vraag om naast het standaardassortiment ook natuurlijke make up te produceren. Op welk managementniveau moet hierover worden beslist?
A
Operationeel, want daar wordt bepaald wat er wordt verkocht.
B
Tactisch, want daar wordt bepaald hoeveel afnemers organisatie kan bedienen
C
Strategisch, want daar wordt bepaald of er een andere markt kan worden benaderd.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de organisatiestructuur waarbij elke medewerker slechts één chef kent?
A
lijnorganisatie
B
lijn-staforganisatie
C
projectorganisatie
D
matrixorganisatie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medewerkers worden betrokken bij besluitvorming in een organisatie. Medewerkers krijgen de ruimte om zich te ontwikkelen en de onderlinge relatie is belangrijk. Van welke organisatiecultuur is hier sprake en leg je antwoord?
A
machtscultuur
B
personencultuur
C
taakcultuur
D
geen van allen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De cultuur van een organisatie bepalen de stijl van leidinggeven. De cultuur kan machtsgericht, taakgericht, persoonsgericht of mensgericht zijn.
Wat houdt mensgericht in? De leidinggevende geeft aandacht aan

A
De medewerkers en aan de manier waarop zij samenwerken
B
Het werkproces en aan de manier waarop de klanten worden benaderd
C
Het werkproces en aan het verkoopproces

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een klein bedrijf bepaalt de directrice alles. De medewerkers zijn lovend over haar. Wat voor cultuur is dit?
A
mensgerichte cultuur
B
taakcultuur
C
personencultuur
D
machtscultuur

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de organisatiestructuur waarbij er speciale medewerkers zijn die leidinggevenden gevraagd en ongevraagd adviseren?
A
lijnorganisatie
B
lijn-staforganisatie
C
projectorganisatie
D
matrixorganisatie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet de organisatiestructuur waarbij medewerkers eigenlijk altijd in wisselende samenstellingen samenwerken met collega’s van andere afdelingen?
A
lijnorganisatie
B
lijn-staforganisatie
C
projectorganisatie
D
matrixorganisatie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vestigingsmanager ziet dat een medewerker al voor de tweede keer te laat komt op zijn werk. Ook medewerkers die roken komen te laat terug van pauze. Het valt de vestigingsmanager op dat dit iedere dag gebeurt. De filiaalmanager wil ervoor zorgen dat de discipline wordt verhoogd. Welke leiderschapsstijl is hiervoor geschikt?
A
directieve leiderschapsstijl
B
laisser-faire
C
consultatieve leiderschapsstijl
D
democratische leiderschapsstijl

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk leiderschapsstijl is sprake als de volgende
kenmerken terugkomen?
*Beslissen zonder invloed van medewerkers
*Eenzijdig bepalen wat er gebeuren moet
A
autocratisch leiderschapsstijl
B
consultatieve leiderschapsstijl
C
democratische leiderschapsstijl
D
laisser faire

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kenmerken?
Van welke leiderschapsstijl is sprake als deze voldoet aan de volgende kenmerken?
*advies vragen aan medewerkers *waardering van medewerkers *leidinggevende behoudt eigen verantwoordelijkheid bij nemen van beslissingen

A
autocratisch leiderschapsstijl
B
consultatieve leiderschapsstijl
C
democratische leiderschapsstijl
D
laisser faire

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Een logistiek manager vindt het belangrijk dat logistieke medewerkers aangeven wat hun mening is. Voordat hij een besluit neemt, vraagt hij daarom eerst zijn mening.
Van welke leiderschapsstijl is sprake?
A
autocratisch leiderschapsstijl
B
consultatieve leiderschapsstijl
C
democratische leiderschapsstijl
D
laisser faire

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het overdragen van een taak, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van een daartoe bevoegde medewerker aan een ondergeschikte medewerker. De
eindverantwoordelijkheid blijft bij de bevoegde medewerker is

A
instrueren
B
overtuigen
C
overleggen
D
delegeren

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke leiderschapsstijl van Hersey en Blanchard past het coachgesprek?
A
instrueren
B
overtuigen
C
overleggen
D
delegeren

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je medewerkers instrueert, dan sta je boven je medewerkers. Je bent voornamelijk bezig om ze te controleren. Is dit juist? Leg uit.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vestigingsmanager wil taken delegeren aan het hoofd commercie. De vestigingsmanager vraagt het hoofd commercie namens hem om naar het overleg van het managementteam te gaan. Is dit een taak die de vestigingsmanager mag delegeren aan het hoofd commercie.
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een beginnende logistiek medewerker heeft geen ervaring is het verzamelen van orders maar wel gemotiveerd om dit op te pakken. Welke leiderschapsstijl pas je toe? Coachen, delegeren of instrueren?
A
coachen
B
delegeren
C
instrueren

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het handig om bij een lage taakvolwassenheid van medewerkers te instrueren?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vestigingsmanager wordt aangestuurd door de verkoopdirecteur. Deze directeur laat de filiaalmanager vrij in het aansturen van zijn team. Hij grijpt alleen in bij negatieve resultaten.
Hoe heet deze manier van management dat door de regiomanager wordt uitgevoerd?

A
Management by delegating
B
Management by exeption
C
Management by walking around
D
Management by objectives

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk managementtechniek denken medewerkers mee aan het vaststellen van haalbare doelstellingen voor zichzelf?

A
Management by delegating
B
Management by exeption
C
Management by walking around
D
Management by objectives

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een logistiek manager wil een aantal taken delegeren aan zijn logistieke teamleiders. Hierdoor kunnen de logistieke teamleiders zoveel mogelijk zelf beslissingen nemen over hun afdeling. De logistiek manager pas management by exception toe. Welke rol hebben de teamleiders daardoor?
A
De teamleiders voeren uit en reageren alleen op uitzonderingen
B
De teamleiders werken zelfstandig en dragen veel verantwoordelijkheid
C
De teamleiders sturen op afstand en nemen werk over als dat nodig is

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. De logistiek manager is in gesprek met een logistieke teamleider. Een Een logistiek manager zegt: ‘Ik hoorde over een discussie die je met een medewerker had. Deze medewerker was boos omdat je hem aansprak dat hij zijn werk niet op tijd af had. Toen ontstond een kleine ruzie. Probeer volgende keer een discussie te voorkomen.

De logistieke teamleider reageert: “Prima zal ik doen”
Welke type gesprek is dit?
A
tell and sell
B
tell and listen
C
problem solving

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een leidinggevende vertelt in een gesprek aan de medewerker dat hij veel fouten maakt en vaak te laat komt. De leidinggevende vraagt wat er aan de hand is. De medewerker vertelt dat hij voor een ziek kind zorgt. Ook heeft hij lichamelijke klachten doordat het werk fysiek zwaar is. De leidinggevende vraagt wat hij zelf als oplossing ziet. De medewerker geeft aan dat hij graag zorgverlof wil opnemen. De leidinggevende wil dat hij ook naar de bedrijfsarts gaat. Wat voor gesprek is dit?:
A
tell and sell
B
tell and listen
C
problem solving

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke onderhandelingsstijl is de kwestie als de relatie belangrijk?
A
ontlopen
B
samenwerken
C
vechten
D
onderhandelen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke onderhandelingsstijl is de kwestie belangrijk en de relatie ondergeschikt?
A
ontlopen
B
samenwerken
C
vechten
D
onderhandelen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht theorie Motivatie
Wat is intrinsieke en extrinsieke motivatie?
Wat zijn strokes?
Beschrijf de 6 beinvloedingsstrategien van Cialdini.

Slide 34 - Tekstslide

Formeel wordt vastgesteld tijdstip gehouden, heeft vaste deelnemers en de agendapunten staan vast
Toepassingsopdracht Motivatie
Een groothandel heeft voor kerst een hoge werkdruk. De leidinggevende wil zijn medewerkers motiveren om extra uren te werken en deze overuren met 150% te betalen. 
 
a. Waarop speelt de manager in met deze bonus: intrinsieke of extrinsieke motivatie? 
b. Wat kun je doen om motivatie voor een langere termijn te verhogen? Verwerk in je antwoord intrinsieke en extrinsieke motivatie. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassingsopdracht Motivatie
Je kunt als leidinggevende invloed  hebben op de intrinsieke motivatie van een medewerker. Hoe kun je als leidinggevende het functioneringsgesprek met de medewerker gebruiken om de intrinsieke motivatie te verhogen?

Slide 36 - Tekstslide

Tijdens het functioneringsgesprek kun je met medewerker over zijn toekomst praten en hier afspraken over maken. Als leidinggevende kun je bijv zorgen voor taakverruiming
Wat kun je doen om motivatie te vergroten?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een medewerker meer verantwoordelijkheden mag oppakken nadat hij heeft laten zien dat hij goed functioneert. Hebben wij het dan over extrinsieke of intrinsieke motivatie?
A
Extrinsieke motivatie
B
Intrinsieke motivatie

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een medewerker is ongemotiveerd en de leidinggevende wil graag zijn motivatie verhogen. Beschrijf twee manieren hoe hij de extrinsieke motivatie kan verhogen

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Energizer!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Concentratiespel
1. maak groepjes van 2
2. tel tot 3
3. vervang getal 1 met een klap
4. vervang getal 2 met een sprong. Dus 1 is een klap en twee een sprong
5. vervang getal 3 met je geboorteplaats

Slide 41 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=7Xa9Cd64-vU
Concentratiespel
1. maak groepjes van 3
2. tel tot 4
3. getal 1 t/m 3 hebben nog steeds dezelfde vervanging.
4. Dus 1 is een klap, 2 een sprong, 3 je geboortegetal en 4 is 4
5. Vervang 4 met een van de drie willekeurige maar blijf doortellen

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht Mc Gregor, Maslow en Herzberg
Waar staat de x & y theorie voor?
Uit welke 5 onderdelen bestaat de piramide van Maslow?
En wat is een motivator en hygienefactor?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toepassingsopdracht Herzberg
Een leidinggevende vindt dat een uitzendcontract wordt omgezet naar een tijdelijk contract. Is hier volgens de theorie van Herzberg sprake van een hygienefactor of van een motivator? Leg je antwoord uit

Slide 44 - Tekstslide

Van een hygienefactor want het heeft te maken met de directe omgeving en niet met de aard van het werk van de medewerker
Motivator: factor die ervoor zorgt dat medewerkers beter presteren
Medewerkers worden betrokken bij het beleid. Medewerkers adviseren de leidinggevende voordat de leidinggevende een besluit neemt. Hiermee wil hij de behoefte van de medewerker voorzien. In welke behoefte volgens Maslow worden voorzien?
A
zelfontplooiing
B
erkenning en waardering
C
sociale acceptatie
D
veiligheid en zekerheid

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goal

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk cijfer geef jij jezelf voor je kennisniveau?

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een manager transport & logistiek geeft leiding aan 3 teamleider, 1 hr medewerk, 1 expeditie. Wat is de spanwijdte?

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog?

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies