Gram/spel h1, pv en ond 2bbl


Persoonsvorm en onderwerp


Elke zin heeft een persoonsvorm (pv)

Een persoonsvorm is altijd een werkwoord

Er zijn 2 manieren om de pv te vinden

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Persoonsvorm en onderwerp


Elke zin heeft een persoonsvorm (pv)

Een persoonsvorm is altijd een werkwoord

Er zijn 2 manieren om de pv te vinden

Slide 1 - Tekstslide


manier 1:  de vraagproef


Maak de zin vragend . Het woord dat vooraan komt te staan is de pv.

Voorbeeld:Mijn hond rent hard weg

Vraagproef: Rent mijn hond hard weg?        Rent = pv


Slide 2 - Tekstslide


manier 2: de tijdproef


Zet de zin in een andere tijd. Het woord dat meeverandert, is dan de pv

vb: Mijn zusje huilt erg hard.

tijdproef: Mijn zusje huilde erg hard.    huilt = pv

Slide 3 - Tekstslide


Het onderwerp van een zin


Iedere zin heeft een onderwerp.

De pv en het onderwerp horen bij elkaar.

Zonder de pv kun je het onderwerp niet vinden

Slide 4 - Tekstslide


Hoe vind je het onderwerp??


1. Zoek eerst de pv uit de zin.

2. Stel dan de vraag: wie/wat + de pv = onderwerp

Slide 5 - Tekstslide


Voorbeeld voor het vinden van het onderwerp

De oude man heeft lang geleefd.

1. zoek pv    heeft de oude man lang geleefd?      heeft = pv

2. Vul pv in, in de regel: wie/wat + pv

Wie/wat heeft?             antwoord: de oude man

                                                 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
Wat is 'HEEFT'?


A
persoonsvorm
B
Onderwerp

Slide 8 - Quizvraag

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
Wat is DE POLITIE?
A
persoonsvorm
B
onderwerp

Slide 9 - Quizvraag

Ik kom vanavond een uurtje later
A
kom = pv
B
later = pv

Slide 10 - Quizvraag

Ik kom vanavond een uurtje later
A
een uurtje = onderwerp
B
ik = onderwerp

Slide 11 - Quizvraag

Nederlands is een leuk vak!
Wat is de persoonsvorm?
A
Nederlands
B
is
C
een leuk vak
D
vak

Slide 12 - Quizvraag

Nederlands is een leuk vak
Wat is het onderwerp?
A
Nederlands
B
is
C
een leuk vak
D
vak

Slide 13 - Quizvraag

Vandaag heeft klas 1B2 online les
Wat is de persoonsvorm?
A
vandaag
B
heeft
C
klas 1B2
D
online les

Slide 14 - Quizvraag

Vandaag heeft klas 1B2 online les
Wat is het onderwerp?
A
Vandaag
B
heeft
C
klas 1B2
D
online les

Slide 15 - Quizvraag

Morgen gaat Romi een boek lezen
Wat is de persoonsvorm?
A
Morgen
B
gaat
C
Romi
D
lezen

Slide 16 - Quizvraag

Morgen gaat Romi een boek lezen
Wat is het onderwerp?
A
Morgen
B
gaat
C
Romi
D
een boek

Slide 17 - Quizvraag