persoonsvorm en onderwerp

Welkom

Ga rustig zitten (plattegrond).
Staat je telefoon uit?
Is je telefoon uit het zicht?
Pak je boek en pen.
Wacht rustig tot de les begint.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Ga rustig zitten (plattegrond).
Staat je telefoon uit?
Is je telefoon uit het zicht?
Pak je boek en pen.
Wacht rustig tot de les begint.

Slide 1 - Tekstslide

boek lezen 
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van de les
- je weet hoe je de PV en het OW in een zin kunt vinden.

- je weet wat het werkwoordelijk gezegde is.

Slide 3 - Tekstslide

Weet jij wat werkwoorden zijn?

Slide 4 - Open vraag

Persoonsvorm en tijdsproef
werkwoorden zijn doe-woorden.
Het hele werkwoord, de persoonsvorm en het voltooid deelwoord
Om de persoonsvorm te vinden kun je de tijdsproef gebruiken

Slide 5 - Tekstslide

de tijdsproef maar weet je nog een manier ?
en nu even oefenen.

Slide 6 - Tekstslide

De politie werkt met paarden
Zet deze zin in de verleden tijd.

Slide 7 - Tekstslide

Deden jullie flink je best ?
Zet deze zin in de tegenwoordige tijd.

Slide 8 - Tekstslide

De verf is door de schilder verdund.
Doe de tijdsproef.
Hoe luidt de zin dan ?

Slide 9 - Tekstslide

onderwerp van een zin


- Het onderwerp van een zin is: wie of wat doet iets?

- Het onderwerp van een zin kan één woord of meerdere woorden zijn.

- Het onderwerp kan op verschillende plekken in een zin staan, maar het staat meestal naast de persoonsvorm.

- Je kunt het onderwerp van een zin vinden door de vraag te stellen:

wie of wat doet + PV/ WWgezegde

Slide 10 - Tekstslide


Het onderwerp van een zin


Iedere zin heeft een onderwerp.

De pv en het onderwerp horen bij elkaar.

Zonder de pv kun je het onderwerp niet vinden

Slide 11 - Tekstslide


Hoe vind je het onderwerp?


1. Zoek eerst de pv uit de zin.

2. Stel dan de vraag: wie/wat + de pv 

= onderwerp

Slide 12 - Tekstslide


Oefenen

De lieve, aardige, oude man heeft lang geleefd.


1. zoek de pv    

heeft de lieve, aardige, oude man lang geleefd?      heeft = pv


2. wie/wat + pv

wie/wat heeft?             antwoord: de lieve, aardige, oude man

                                                 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

onderwerp van een zin


BIJVOORBEELD:

Marieke schuift de deuren open.


Vraag: Wie schuift?

Antwoord: Marieke

Slide 15 - Tekstslide

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Klas B2A heeft een schoolavond georganiseerd.
A
Wie heeft georganiseerd?
B
Wat heeft georganiseerd?

Slide 16 - Quizvraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Achter elkaar treden tien leerlingen op.
A
Wie treden op?
B
Wat treden op?

Slide 17 - Quizvraag

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?


A
waarom = pv
B
heeft = pv

Slide 18 - Quizvraag

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
A
de dader = onderwerp
B
de politie = onderwerp

Slide 19 - Quizvraag

Ik kom vanavond een uurtje later
A
een uurtje = onderwerp
B
ik = onderwerp

Slide 20 - Quizvraag

Welke twee manieren heb je geleerd om de persoonsvorm te vinden?

Slide 21 - Open vraag

werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde.

Alle werkwoorden in de zin = werkwoordelijk gezegde (WWG).

Slide 22 - Tekstslide

Nog even oefenen. Wat is de PV, het wwg en het ow?
1. Job en Tim lachen om die grap.  
2. Kim wilde heel graag nog één ding weten.  
3. Weet u de weg naar het centrum van Amsterdam?  
4. Floortje moet nog heel erg wennen aan iedereen.  
5. De jonge eendjes blijven dicht bij hun moeder.  

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Aan de slag
Blz. 204, opdracht 1, 2, 3, 5.



Slide 25 - Tekstslide