In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
WERKWOORDSPELLING
persoonsvorm verleden tijd
Slide 1 - Tekstslide
0
Slide 2 - Video
Lesdoel
Aan het eind van de les heb je geleerd
-hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd vervoegt
-hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd van zwakke werkwoorden vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Vul in
werkwoord: SCHRIJVEN (denk AAN DE V/F)
Ik-vorm
ik
hij-vorm
ik-vorm + t
hij
wij vorm
hele werkwoord
wij
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Het gaat bij 't sexy fokschaap om klanken!
Al deze medeklinkers zijn stemloos! Voel maar.
Maak de k, s, sch, g, p
Maak de b, l, m, n, j
Voel je verschil?
Slide 8 - Tekstslide
Verleden tijd zwakke werkwoorden
Gebruik de ik-vorm (stuur, fiets, verhuis).
Om te weten of je hieraan -te(n) of -de(n) plakt , pak je stam van het werkwoord (hele ww min 'en'). Laatste letter stam een medeklinker in 'T eX KoFSCHiP?
-> Ja? + te (n) Nee? + de(n)
sturen, fietsen, verhuizen
Enkelvoud (ik/jij/hij/zij/het)
ik-vorm + 'de' of 'te'
Hij stuurde, Hij fietste, Hij verhuisde
Meervoud
(zij/wij/jullie)
ik-vorm + 'den' of 'ten'
Zij stuurden, Zij fietsten, Zij verhuisden
Slide 9 - Tekstslide
Sterke werkwoorden
hele ww
tt
vt
Wat verandert?
liggen
ik lig
ik lag
i wordt a
lopen
ik loop
ik liep
oo wordt ie
kijken
ik kijk
ik keek
ij wordt ee
worden
ik word
ik werd
o wordt e
blazen
ik blaas
ik blies
aa wordt ie
glimmen
ik glim
ik glom
i wordt o
dragen
ik draag
ik droeg
aa wordt oe
zijn
ik ben
ik was
ben wordt was
Slide 10 - Tekstslide
Hoe vorm je de verleden tijd van zwakke werkwoorden?
Na 2 minuten denktijd wijs ik iemand aan.
Slide 11 - Tekstslide
dubbel d of dubbel t
Als de stam eindigt op een 'd' dan zet je er
-de(n) achter -> brand -brandde
Als de stam eindigt op een 't' dan zet je er
-te(n) achter -> zet - zette
Slide 12 - Tekstslide
Typ de persoonsvorm. Hij (luisteren, vt) .............. naar de docent.
Slide 13 - Open vraag
Typ de persoonsvorm. Ik (zetten, vt) de bloemen op tafel.
Slide 14 - Open vraag
Typ de persoonsvorm. Het huis (branden) volledig af.
Slide 15 - Open vraag
Verhuizen en verven
stam
ik-vorm
verleden tijd
verhuiz
verhuis
verhuisde
verv
verf
verfde
Slide 16 - Tekstslide
Je kijkt dus altijd naar de laatste letter van de stam.
verven -> stam eindigt op 'v'. Deze zit niet in 't ex-kofschip dus in de verleden tijd gebruik je een ik-vorm + de(n)
verhuizen -> stam eindigt of 'z'. Deze zit niet in 't ex-kofschip dus in de verleden tijd gebruik je ik-vorm + de(n)
Slide 17 - Tekstslide
Pas op!
ik blafte
want: blaffen, stam blaff
F wel in T eXKoFSCHiP, dus ik-vorm +te
ik miste
want: missen, stam miss
S wel in T eXKoFSCHiP, dus ik-vorm +te
Slide 18 - Tekstslide
Aan de slag (20 minuten)
Vul de verleden tijd van de persoonsvormen op de werkbladen in. Het zijn zwakke werkwoorden.
Je werkt alleen. Na 5 min mag je vragen stellen aan mij.
Klaar? Steek je hand op, dan krijg je een nakijkvel. Probeer deze les zoveel mogelijk te oefenen voor de toets van morgen.
Slide 19 - Tekstslide
Samenvattend
Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
ik-vorm (+t) (enkelvoud)
/ hele werkwoord (meervoud)
Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden:
ik-vorm + de(n) / ik-vorm + te (n)
gebruik 'T eX KoFSCHiP bij twijfel
Slide 20 - Tekstslide
Oefenen met de PV VT
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes, waar je op kunt klikken.