2HIC - week 9 les 2 - 5C bijv.nw.

Bonjour tout le monde
Programme d'aujourd'hui:

- Grammaire C: het bijvoeglijk naamwoord
- Faire les exercices
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour tout le monde
Programme d'aujourd'hui:

- Grammaire C: het bijvoeglijk naamwoord
- Faire les exercices

Slide 1 - Tekstslide

L'adjectif
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over personen of dingen, dus over een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld: het grote huis, de blauwe fiets, de mooie foto
- In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan, aan de persoon of het ding waar het bij hoort.

Slide 2 - Tekstslide

L'adjectif
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan, aan de persoon of het ding waar het bij hoort. Je moet dus weten of het zelfstandig naamwoord mannelijk of vrouwelijk is en of het enkelvoud of meervoud is.

Slide 3 - Tekstslide

L'adjectif

Slide 4 - Tekstslide

L'adjectif: uitzonderingen
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e? Dan krijg je geen extra e bij vrouwelijke woorden.

Le pantalon est rouge (rood)  -  La robe est rouge

Slide 5 - Tekstslide

L'adjectif: uitzonderingen
Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s? Dan krijg je geen extra s in het meervoud.

Le cabriolet est gris (grijs)   -  Les cabriolets sont gris

Slide 6 - Tekstslide

L'adjectif: onregelmatige vormen
De volgende bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vrouwelijke vorm.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het adjectif?
Le footballeur Ménez est grand
A
le footballeur
B
Ménez
C
grand

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het adjectif?
Il achète un nouveau sac
A
il
B
nouveau
C
sac

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het adjectif?
Il a une voiture grise
A
grise
B
voiture
C
il

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het juiste adjectif?
La ceinture est bleu / bleue
A
bleu
B
bleue

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het juiste adjectif?
Les chaussures sont brune / brunes
A
brune
B
brunes

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het juiste adjectif?
Le cabriolet est noir / noire
A
noir
B
noire

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het juiste adjectif?
C'est un T-shirt vert / verte
A
vert
B
verte

Slide 14 - Quizvraag

Zet het adjectif in de juiste vorm:
(vert) - La robe est ...

Slide 15 - Open vraag

Zet het adjectif in de juiste vorm
(grand) - Le chien est ...

Slide 16 - Open vraag

Zet het adjectif in de juiste vorm
(intelligent) - Les garçons sont ...

Slide 17 - Open vraag

Vous avez des questions?

Slide 18 - Tekstslide

Au travail!
- Maak de opdrachten van planning 2HIC - chap. 5 - deel C
- Houd je tekstboek erbij op p. 64
- Lees de opdrachten goed voor je begint en maak de opdrachten nauwkeurig. Kwaliteit gaat voor snelheid. Is een opdracht onvoldoende, dan maak je hem opnieuw.

Slide 19 - Tekstslide