9 tekst va r. 4

Argo T2 les 9
Argonautentocht  -  ΣΤΟΛΟΣ
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Argo T2 les 9
Argonautentocht  -  ΣΤΟΛΟΣ

Slide 1 - Tekstslide

R. 4 αὐτοῖς is een dativus meervoud.
Welke functie heeft αὐτοῖς?
A
Meewerkend Voorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (zonder vz)
C
dativus-object
D
dativus van bezitter

Slide 2 - Quizvraag

Bij welk werkwoord hoort αὐτοῖς dan?
A
βοηθεῖν (r. 4)
B
ἐθέλει
C
βοηθεῖν (r. 5)

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord is dan de aanvulling/ welke woorden zijn de aanvulling bij βοηθεῖν (r. 5)?
A
εἰ πρῶτον
B
οἱ ἥρωες
C
ἐθέλουσιν
D
αὐτῷ

Slide 4 - Quizvraag

Naar wie verwijst αὐτῷ (r.5)? Noteer zijn naam.

Slide 5 - Open vraag

Welke naamval en functie heeft
τῶν θεῶν (r. 6)?
A
acc ev - LV
B
gen ev - genitivus-object
C
acc mv - BwB
D
gen mv - BvB

Slide 6 - Quizvraag

τὰ δεῖπνα (r. 6): In welke twee naamvallen kan dit staan?
A
nom en acc ev
B
nom ev en nom mv
C
nom en acc mv
D
acc ev en acc mv

Slide 7 - Quizvraag

Welke van deze beweringen zijn waar?
Waar
τὰ δεῖπνα is geen nom - onderwerp, want er is al een onderwerp.
τὰ δεῖπνα is geen nom - naamwoordelijk deel, want er is geen koppelwerkwoord.
τὰ δεῖπνα is geen acc -  Bijw. bepaling, want er is geen voorzetsel.

Slide 8 - Sleepvraag

Deze beweringen zijn inderdaad allemaal waar. Maar welke functie heeft τὰ δεῖπνα dan?
(het antwoord als afkorting noteren)

Slide 9 - Open vraag

Welke naamval en functie heeft
αὐτοῦ (r. 7)?
A
acc ev - LV
B
gen ev - BvB
C
acc mv - BwB
D
gen mv - genitivus-object

Slide 10 - Quizvraag

οὖν (r. 7): hoe noemen we een dergelijk woord dat altijd op de 2e plaats van de zin moet staan?

Slide 11 - Open vraag

Welk woord uit het vervolg is ook een partikel?
A
μὲν (r.8)
B
δὲ (r. 9)
C
οὐχ (r. 9)
D
γὰρ (r.10)

Slide 12 - Quizvraag

Welke naamval en functie heeft
αὐτάς (r.10)?
A
gen ev - bvb
B
gen ev - genitivus-object
C
acc mv - LV
D
acc mv - BwB

Slide 13 - Quizvraag

Naar wie verwijst αὐτάς (r.10)?

Slide 14 - Open vraag

φόβῳ (r. 11) staat in de dativus.
Welke van deze beweringen zijn waar?
Waar
φόβῳ is geen meewerkend voorwerp, want φεύγουσιν heeft geen MV nodig.
φόβῳ is geen dativus-object, want φεύγουσιν gaat niet met de dativus.

Slide 15 - Sleepvraag

Welke functie heeft φόβῳ (r. 9) dan?
A
BwB na vz
B
BwB zonder vz - oorzaak/reden
C
BwB zonder vz - middel
D
BwB zonder vz - manier waarop

Slide 16 - Quizvraag

τῶν θεῶν (r.12) is een bvb.
Hoe kun je dit zien?
A
het staat in de genitivus
B
het congrueert
C
het staat tussen het lidw (ἡ) en zelfs. nw. (δίκη) in
D
het staat achter een voorzetsel

Slide 17 - Quizvraag

τῷ Ἰάσονι (r. 13) staat in de dativus.
Welke van deze beweringen zijn waar?
Waar
τῷ Ἰάσονι is geen meewerkend voorwerp, want er staat geen LV in de zin.
τῷ Ἰάσονι is geen aanvulling, want συμβουλεύει gaat niet met de dativus.

Slide 18 - Sleepvraag

Welke functie heeft Ἐπικίνδυνοί (r. 14)?
A
O
B
ND
C
LV

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het onderwerp bij
συγκροτοῦσι (r. 16)?
A
ingesloten (αἱ Συμπληγάδες uit de vorige zin)
B
ingesloten (ὑψηλαὶ uit de vorige zin)
C
ingesloten (de Boreaden)
D
τὰ πλοῖα

Slide 20 - Quizvraag

Welke naamval en functie heeft
τὰ πλοῖα (r. 17)?
A
nom mv - O
B
nom mv - ND
C
acc mv - LV
D
acc mv - BwB

Slide 21 - Quizvraag

Tekst 9 (tm r. 17) begrijp ik (grammaticaal)
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll