Argo t2 tekst 7 r. 5-11

r. 5-7
                                               Ἀλλ᾽ | ὁ ἥρως Περσεύς,
ὁ τοῦ Διὸς υἱός, | τὴν ἀρετὴν |φαίνειν |ἐθέλει |τοῖς
θεοῖς καὶ τοῖς ἀνθρώποις·|

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

r. 5-7
                                               Ἀλλ᾽ | ὁ ἥρως Περσεύς,
ὁ τοῦ Διὸς υἱός, | τὴν ἀρετὴν |φαίνειν |ἐθέλει |τοῖς
θεοῖς καὶ τοῖς ἀνθρώποις·|

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het onderwerp bij ἐθέλει?
A
Ἀλλ᾽ ὁ ἥρως Περσεύς
B
ὁ ἥρως
C
ὁ τοῦ Διὸς υἱός
D
ὁ ἥρως Περσεύς, ὁ τοῦ Διὸς υἱός

Slide 2 - Quizvraag

ὁ τοῦ Διὸς υἱός:
Welke bewering is waar?
A
deze woorden staan allemaal in de nominativus
B
deze woorden staan allemaal in de genitivus
C
ὁ υἱός staat in de nom. τοῦ Διὸς staat in de gen.
D
ὁ υἱός staat in de gen. τοῦ Διὸς staat in de nom.

Slide 3 - Quizvraag

Welke functie heeft de genitivus
τοῦ Διὸς in deze zin? Noteer de afkorting.

Slide 4 - Open vraag

In welke naamval staat:
τὴν ἀρετὴν
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 5 - Quizvraag

Welke functie heeft τὴν ἀρετὴν in deze zin?
Noteer de afkorting.

Slide 6 - Open vraag

In welke vorm van het werkwoord staat φαίνειν?
Noteer de afkorting.

Slide 7 - Open vraag

τοῖς θεοῖς καὶ τοῖς ἀνθρώποις
Dit staat in de dativus. Welke functie heeft het?
A
MV
B
BwB met vz
C
BwB zonder vz
D
aanv. ww

Slide 8 - Quizvraag

r. 7-8
                                               τὴν γὰρ Μέδουσαν
κτείνειν | ἐθέλει

 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het onderwerp bij ἐθέλει?
A
τὴν γὰρ Μέδουσαν
B
τὴν Μέδουσαν
C
ingesloten
D
κτείνειν

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is een partikel?
A
τὴν
B
γὰρ
C
Μέδουσαν
D
κτείνειν

Slide 11 - Quizvraag

Welke functie heeft τὴν Μέδουσαν in deze zin?
Noteer de afkorting.

Slide 12 - Open vraag

In welke vorm van het werkwoord staat κτείνειν?
Noteer de afkorting.

Slide 13 - Open vraag

r. 8-9
                                  Οὕτω δὲ | βοηθεῖ  |τοῖς τῆς χώρας
ἀνδράσιν καὶ ταῖς γυναιξὶν καὶ τοῖς παισίν.|

 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het onderwerp bij βοηθεῖ ?
A
Οὕτω
B
ingesloten
C
τῆς χώρας
D
τοῖς παισίν

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is een partikel?
A
Οὕτω
B
δὲ
C
τοῖς
D
τῆς

Slide 16 - Quizvraag

Bij welk woord hoort de τοῖς in r.8?
A
τῆς χώρας
B
ἀνδράσιν
C
nergens bij
D
bij het onderwerp

Slide 17 - Quizvraag

In welke naamval staat τῆς χώρας?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 18 - Quizvraag

Welke functie heeft de genitivus
τῆς χώρας in deze zin? Noteer de afkorting.

Slide 19 - Open vraag

τοῖς ἀνδράσιν καὶ ταῖς γυναιξὶν καὶ τοῖς παισίν
Dit staat in de dativus. Welke functie heeft het?
A
MV
B
BwB met vz
C
BwB zonder vz
D
aanv. ww

Slide 20 - Quizvraag

r. 10
      Οἱ δὲ θεοὶ | τῷ τοῦ Διὸς υἱῷ | βοηθοῦσιν

 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het onderwerp bij βοηθοῦσιν?
A
Οἱ δὲ θεοὶ
B
Οἱ θεοὶ
C
τοῦ Διὸς
D
ingesloten

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord is een partikel?


A
Οἱ
B
δὲ
C
τῷ
D
υἱῷ

Slide 23 - Quizvraag

βοηθοῦσιν heeft een aanvulling in de dativus. Welk woord staat /welke woorden staan in de dativus?
A
Οἱ δὲ θεοὶ
B
τῷ τοῦ Διὸς υἱῷ
C
τοῦ Διὸς
D
τῷ υἱῷ

Slide 24 - Quizvraag

In welke naamval staat τοῦ Διὸς?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 25 - Quizvraag

Welke functie heeft de genitivus
τοῦ Διὸς in deze zin? Noteer de afkorting.

Slide 26 - Open vraag

r. 10-11
                                                           Ἡ γὰρ
Ἀθηνᾶ τῷ ἥρωι τὴν ἀσπίδα παρέχει·

 

 

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het onderwerp bij παρέχει?
A
B
Ἡ γὰρ Ἀθηνᾶ
C
Ἡ Ἀθηνᾶ
D
ingesloten

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord is een partikel?


A
B
γὰρ
C
τῷ
D
τὴν

Slide 29 - Quizvraag

In welke naamval staat τῷ ἥρωι?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 30 - Quizvraag

τῷ ἥρωι is dus een dativus.
Welke functie heeft τῷ ἥρωι hier?
A
MV
B
BwB met vz
C
BwB zonder vz
D
aanv. ww

Slide 31 - Quizvraag

In welke naamval staat τὴν ἀσπίδα?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 32 - Quizvraag

Welke functie heeft τὴν ἀσπίδα in deze zin?
Noteer de afkorting.

Slide 33 - Open vraag