3.4 Water als oplosmiddel

3.4 Water als oplosmiddel
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.4 Water als oplosmiddel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
3.4.1 Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een mengsel en een zuivere stof.
3.4.2 Je kunt uitleggen wat een oplossing is.
3.4.3 Je kunt voorbeelden noemen van oplossingen.
3.4.4 Je kunt drie manieren noemen waardoor je iets sneller kunt oplossen.
3.4.5 Je kunt beschrijven wat een suspensie is.
3.4.6 Je kunt voorbeelden noemen van suspensies.

Soms drink je gewoon een glas water uit de kraan. Soms maak je met water een andere drank, bijvoorbeeld limonade of thee. Water kun je gebruiken als oplosmiddel.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mengsel
Een mengsel is een stof die bestaat uit 2 (of meer) verschillende soorten deeltjes.

Bijvoorbeeld: een glas limonade
bevat water en limonadesiroop


Slide 3 - Tekstslide

Zuivere stof ook noemen.
Zuivere stof
Dit is een stof die maar uit 1 soort deeltjes bestaat.

Bijvoorbeeld: een blok koolstof bevat alleen maar koolstof. 
Een diamant bevat ook alleen maar koolstof!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuivere stoffen en Mengsels

Als je het goed bekijkt zijn er maar weinig  zuivere stoffen en een heleboel mengsels

Soorten mengsels:

  • Oplossingen
  • Suspensies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplossingen
Als je een schepje van de zuiver stof suiker in een glas met zuiver water doet maak je dus een mengsel.
Het mengsel is helder.
Je het een oplossing gemaakt

Bij oplossen 2 stoffen nodig, één is altijd een vloeistof!!!! = is het oplosmiddel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Snel oplossen
Je wilt suiker oplossen in je thee. Suiker bestaat uit losse, kleine korrels. Je doet de suiker in de warme thee. Hoe warmer de thee, hoe sneller de suiker oplost. Dan ga je roeren. Dat doe je om de suiker snel op te lossen. Zou je poedersuiker gebruiken in plaats van gewone suiker, dan lost de suiker nog sneller op.
Oplossen kun je dus op drie manieren sneller maken:
  • door het oplosmiddel warm te maken;
  • door te roeren;
  • door de stof die je wilt oplossen, heel fijn te maken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suspensies
Als je een schepje krijt in een glas met zuiver water doet maak je ook  een mengsel.
Als je roert dan los het krijt  niet op,  er zweven kleine stukjes krijt in het vloeistof.  

Je hebt een suspensie gemaakt, een mengsel van een vloeistof en kleine stukjes vaste stof. 
Een suspensie is altijd troebel, je kunt er niet doorheen kijken. 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplossing en suspensie
Limonade is een oplossing. Een oplossing is altijd helder en soms gekleurd.

Sinaasappelsap is een suspensie. Een suspensie is altijd troebel en gekleurd.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onthoud
Een mengsel bestaat uit twee of meer stoffen bij elkaar.
Een zuivere stof bestaat uit één stof.

Bij oplossen valt een stof in heel kleine deeltjes uit elkaar.
Het oplosmiddel is de vloeistof waarin je een stof oplost.
Een oplossing is altijd helder en soms gekleurd.
Helder betekent dat je erdoorheen kunt kijken.

In een suspensie zitten kleine stukjes vaste stof in een vloeistof.
Een suspensie is altijd troebel en gekleurd.
Troebel betekent dat je er niet doorheen kunt kijken.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk! NOVA
Boek: 3.4 maken opdracht 1 t/m 8
Online: Flitskaarten + Test Jezelf

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies