6.7 De organen voor vertering

 Lesdoel
Aan het einde van de les kun je:
- van de delen van het verteringsstelsel de kenmerken en functies noemen.


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Lesdoel
Aan het einde van de les kun je:
- van de delen van het verteringsstelsel de kenmerken en functies noemen.


Slide 1 - Tekstslide

Waar begint de vertering?
A
mondholte
B
maag
C
dunne darm
D
dikke darm

Slide 2 - Quizvraag


Wat is de functie van speeksel?
A
Een deel van het voedsel in je mond wordt verteerd
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 3 - Quizvraag

De maagportier sluit de slokdarm af van de maag.

A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Vanuit welke darm gaat eten je lichaam uit?
A
Dikke darm
B
Endeldarm
C
Dunne darm

Slide 5 - Quizvraag

Wie maakt wat
Had je alle vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag. Je maakt 6.7 opdracht 34 t/m 39 op blz. 159 t/m 162

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 6 - Tekstslide

Mondholte, keelholte, slokdarm
De vertering van voedsel begint in je mondholte. 

Speekselklieren produceren speeksel. Dit zorgt ervoor dat een deel van het voedsel in je mond wordt verteerd. 

Goed kauwen = 
1) voedingsstoffen beter bereikbaar en 
2) oppervlak van het voedsel groter, waardoor verteringssappen er beter bij kunnen.

Slide 7 - Tekstslide

Maag





maagsapklieren: produceren maagsap;
maagsap: verteert deel van het voedsel;
maag: slaat het voedsel tijdelijk op en mengt het maagsap met het voedsel;
maagportier: kringspier die de maag afsluit van de twaalfvingerige darm.

Slide 8 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier 
Lever: 
– produceert gal.
gal: emulgeert vetten (grote druppels verdelen in kleine druppeltjes), zodat de vetten beter bereikbaar zijn voor de verteringssappen;
galblaas: slaat gal tijdelijk op;
– gal wordt afgevoerd via de galbuis.

Alvleesklier:
– produceert alvleessap;
alvleessap: verteert vetten.

Twaalfvingerige darm:
– Vermengt gal en alvleessap met de voedselbrij.

Slide 9 - Tekstslide

Dunne darm

darmsapklieren: produceren darmsap;
darmsap: verteert deel van het voedsel;
dunne darm: opnemen van verteringsproducten in het bloed.

– Door darmplooien en darmvlokken heeft
de darmwand een groot oppervlak. In de darmvlokken liggen de bloedvaten.

Slide 10 - Tekstslide

Blinde darm, dikke darm & endeldarm
Blindedarm met wormvormig aanhangsel (appendix).
– Bij blindedarmontsteking is de appendix
ontstoken. 

Dikke darm.
– Onttrekt water aan onverteerde voedselresten, die daardoor wordt ingedikt. Het water wordt opgenomen in het bloed.

Endeldarm.
– Verzamelt en slaat tijdelijk onverteerde
voedselresten (ontlasting) op.

Anus: kringspier die de endeldarm afsluit.

Slide 11 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Vind je het nog lastig?
 dan maak je samen met mij opdracht 34

Slide 12 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig 6.7 opdracht 34 t/m 39 op blz. 159 t/m 162


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna lees je de theorie nog eens.
timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

7. Evaluatie 
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

Kun je:
- van de delen van het verteringsstelsel de kenmerken en functies noemen.




Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
Huiswerk:
Maandag 
6.7 opdracht 34 t/m 39


Slide 15 - Tekstslide