Water Nederland H1 Par. 2

Antwoorden § 1.1.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Antwoorden § 1.1.

Slide 1 - Tekstslide

opdracht 7

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling 1.1 *Wiel
 Meertje dat ontstaat bij een dijkdoorbraak

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

§ 1.2 Een land van polders:

Hoofdvraag:

Hoe zorgt Nederland ervoor dat het land droog blijft

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen § 1.2
1. Wat zijn polders en welke verschillende soorten polders zijn er en hun kenmerken.
2. Geef de kenmerken van drie soorten water in de grond.
3. Geef de verschillende manieren waarop water wordt afgevoerd, in laag-Nederland en in hoog-Nederland

Slide 8 - Tekstslide

1.2 Een land van polders

Slide 9 - Tekstslide

Nederland staat bekend om zijn molens en polders

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een polder?

Slide 11 - Open vraag

Een polder is een stuk land omringd door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt. 
Er zijn 3 soorten polders; iedere polder heeft een andere onstaanswijze en kenmerkende hoogteligging

Slide 12 - Tekstslide

Polders
  • Vroeger werd het overtollige water door watermolens weggepompt. Tegenwoordig gebeurd dat met gemalen. 

  • Er zijn 4000 polders in NL. Heel West-Nl is grotendeels polderland

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Zeepolder
Een zeepolder ligt aan zee en onstaat door sedimentatie van zand en klei. Zeepolders liggen ongeveer op zeeniveau

Slide 15 - Tekstslide

Veenpolder
Een veenpolder was vroeger een veenmoerras. De boeren maakte deze geschikt voor landbouw door het gebied te ontwateren. (sloten graven) Door de ontwatering zakte het land in. Het veen is massaal afgegraven. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een andere naam voor ontwateren?
A
ontzuiveren
B
ontslibben
C
bewateren
D
draineren

Slide 17 - Quizvraag

Waarom wilde men veen vroeger afgraven?
A
Men had de ruimte nodig voor te bouwen
B
Men kon het water goed gebruiken.
C
Men gebruikte het als brandstof, werd turf
D
Het veen werd gebruikt als voer voor vee

Slide 18 - Quizvraag

Droogmakerij
De bekendste en jongste polders zijn droogmakerijen. Letterlijk hebben ze meren of stukken zee droog gemaakt. Eerst werd een dijk aangelegd en later werd het drooggemaakt. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Polders

Stuk land omringt door dijken waarbinnen de waterstand geregeld wordt.

1. zeepolder +1m NAP

2. veenpolder-1m NAP

3. droogmakerij -5m NAP

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Wat is de term voor het zakken van de bodem in veengebieden?

Slide 23 - Open vraag

Water regelen
Boeren willen een goede grondwater stand. *water wat tussen zand-  en kleideeltjes in de grond zit. 

Hoogte van grondwaterstand kun je regelen met oppervlaktewater  door sloten en kanalen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Welke soorten water zijn er en wat zijn de kenmerken?

Slide 27 - Open vraag

Een polder kan door neerslag te veel water krijgen of door kwel. Wat is kwel?

Slide 28 - Open vraag

Hoog Nederland
Hoog Nederland heeft een natuurlijke afwatering. Door hoogte verschillen loopt het water vanzelf weg. Boeren willen hier ook de grondwater stand regelen. Om het water vast te houden doen ze dit met *stuwen.

Slide 29 - Tekstslide

Afwatering in Hoog-Nederland
Hoog-Nederland: natuurlijke afwatering. 
(Bij Vloed stuw dicht bij Eb stuw open.)
Waterstand wordt geregeld met stuwen

Slide 30 - Tekstslide

Hoe zorgt men in Hoog-Nederland dat het droog blijft?

Slide 31 - Open vraag

Wat heb je deze paragraaf geleerd?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen § 1.2
1. Wat zijn polders en welke verschillende soorten polders zijn er en hun kenmerken.
2. Geef de kenmerken van drie soorten water in de grond.
3. Geef de verschillende manieren waarop water wordt afgevoerd, in laag-Nederland en in hoog-Nederland

Slide 34 - Tekstslide

Nu gaan jullie aan de slag.
1. Maak WB § 1.2 vraag 1 t/m 9.
2. Maak de leerdoelen in je schrift ( 1 t/m 3).
3. Verbeteer de antwoorden van Par. 1.1. (magister, ELO, studiewijzer, Periode 1,)

Slide 35 - Tekstslide