H4 Schrijven

H4 Schrijven
Een verslag schrijven
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4 Schrijven
Een verslag schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Doel

Ik weet wat het verschil is tussen een persoonlijk en zakelijk verslag


Ik kan een kort persoonlijk verslag schrijven aan de hand van de 5w+h-vragen

Slide 2 - Tekstslide

Een verslag schrijven

Waarom en hoe?

  • Je schrijft over iets wat je hebt gezien, meegemaakt of hebt onderzocht
  • Je vertelt de lezer alles wat hij/zij moet weten
  • Hiervoor kun je de w+h-vragen beantwoorden

Slide 3 - Tekstslide

5 w+h-vragen.
Weet jij welke vragen dat zijn?

Slide 4 - Woordweb

5w+h-vragen

  1.      wie
  2.      wat
  3.      waar
  4.      wanneer
  5.      waarom
  6.      hoe
  7.     (waardoor)

Slide 5 - Tekstslide

Zakelijk verslag


  • Hierin schrijf je alleen over dingen die gebeurd zijn.
  • => feiten

  • Voorbeeld:
  • je schrijft over een biologieproef

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk verslag


  • Hierin schrijf feiten, persoonlijke ervaringen en gevoelens.

  • Voorbeeld:
  • voetbalwedstrijd waarin je team kampioen werd

Slide 7 - Tekstslide

Zo schrijf je een verslag

  • Bedenk wat je gaat schrijven: geef antwoord op de 5w+h-vragen.
  • Zet alle informatie in een juiste volgorde, gebruik hierbij passende signaalwoorden.
  • Verdeel de informatie in alinea's.
  • Besteed in een persoonlijk verslag aandacht aan wat je zelf van de gebeurtenis vond. => geef je mening
  • Noteer, indien van toepassing, het materiaal dat je gebruikt hebt (bij bijvoorbeeld en verslag over een proef).

Slide 8 - Tekstslide

Op welke vragen geeft de
"5W+H methode" dus antwoord?

Slide 9 - Woordweb

Samen oefenen

  • Lees de volgende tekst (staat ook op blz 108 in je boek)
  • Welke w+h-vragen worden beantwoord in de tekst?
  • En bedenk of er voornamelijk feiten of gevoelens worden beschreven. 

Slide 10 - Tekstslide

Topattractie

[1] In de vakantie ging ik voor het eerst naar de Efteling, samen met mijn broertje en m’n ouders. We hadden ons vooral verheugd op de nieuwe achtbaan Baron 1898.

[2] ’s Ochtends waren we al om tien uur in het park. Het was druk. Voor veel attracties stonden rijen. Wij kozen voor de PandaDroom.

[3] Na de pannenkoeken was het tijd voor de achtbaan. Na een kwartiertje wachten konden we instappen. We werden omhooggetrokken en achter mij hoorde ik al veel meidengegil. En toen … gebeurde er niks. We bleven hangen voor de diepe afgrond. Ik dacht eerst dat dat erbij hoorde, maar al snel bleek dat de achtbaan kapot was.

[4] Het duurde lang. Na dik een half uur werden we bevrijd door een reddingsteam. Dat werkte heel voorzichtig en daardoor kostte het nog een kwartier voordat iedereen eruit was. Mijn broertje en ik vonden het wel een spannend avontuur. Echt iets voor een attractiepark. We zijn geen moment bang geweest.

Slide 11 - Tekstslide

Welke w+h-vragen worden
beantwoord in de tekst?

Slide 12 - Woordweb

Beschrijft het verslag voornamelijk feiten of gevoelens?
A
feiten
B
gevoelens

Slide 13 - Quizvraag

Oefenen met chronologische volgorde


Maak opdracht 1 van H4 schrijven.
Zet eerste de zinnen in de juiste volgorde.
Noteer daarna welke woorden deze volgorde aangeven.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide